Synoniem van hamer

hamer - werktuig bestaande uit een kop en een steel, om op iets te slaan of te kloppen. Met een plethamer wordt metaal geplet, een splitshamer wordt gebruikt bij het splitsen van touw. De kop van een moker, vuisthamer of breekhamer is vierkant en de hamer in zijn geheel is kort en zwaar. Men gebruikt bij het smeden een smidshamer of smeedhamer; een voorhamer is een grote smidshamer met een lange steel. De planeerhamer, slechthamer, afslechthamer of polijsthamer heeft gepolijste vlakken en is bedoeld om op metaaloppervlakken te slaan. Een klein soort hamer is de bankhamer, waarmee metaalbewerkers en timmerlieden werken. Met een penbankhamer slaan ze kleine spijkers in. Staarthamers bestaan

uit een hefboom met een lange en een korte arm of staart. In de steel van de kleine ijzeren stemhamer zit een gat; deze dient om de pennen waaraan de snaren van een piano zijn bevestigd, rond te draaien en zo de piano te stemmen. Bij het kalefaten maak je gebruik van een breeuwhamer. De houten hamer van een beeldhouwer heet een klophamer, maar een klophamer is ook een kleine ijzeren hamer om plaatwerk rond te kloppen. Metselaars werken met een vuist, een hamer met een korte steel. De bek van een klauwhamer is gespleten, zodat er spijkers mee kunnen worden uitgetrokken. Klinkhamers zijn van ijzer gemaakt en hebben één plat uiteinde; er kunnen spijkers mee worden ingeslagen, maar ook uiteinden van spijkers en bouten mee worden omgeslagen.

hamer - zelfstandig naamwoord
uitspraak: ha-mer

1. stuk gereedschap met ijzeren kop op steel
♢ hij sloeg de spijker met een hamer in het hout
1. de man met de hamer
[uitgeput raken en eigenlijk niet meer verder kunnen]
2. hamer en sikkel
[symbool van het communisme]
3. iets onder de hamer brengen
[in veiling brengen waar het met een hamerslag wordt verkocht]
4. de hamer valt
[de discussie is gesloten]

Zelfstandig naamwoord: ha-mer
de hamer
de hamers
het hamertje