Gepubliceerd op 14-03-2021

Woning

betekenis & definitie

De noodzakelijkheid voor den mensch om zich tegen de invloeden van het klimaat en tegen de aanvallen van menschen en dieren een veilige woonsteê te scheppen, was aanleiding tot den bouw van zijn „woning”; zij is dus evenoud als de mensch. De in- vloeden, die de ontwikkeling en den vorm van de woning beheerschen zijn in hoofdzaak het klimaat, de voorhanden bouwstoffen, de poli- tieke en economische toestanden, de ontwikke- , ling van kunst en godsdienstzin, de zeden, de aard en de leefwijze van een volk. j



Het Prae-historische tijdperk
waaruit de werktuigen en gereedschappen van de eerste menschen vrij volledig bekend zijn en naar 1 deze gewoonlijk wordt ingedeeld (tijdperk van , de gekloofde en bewerkte steen, het bronzen- en het ijzeren tijdperk), leert ons echter weinig met zekerheid omtrent den woningbouw. Eerst woonden de menschen in de holen van rotsen (grotbewoners) of onder den grond (holbewoners; fig. 1, la en 2), later boven het water in Paalwoningen (fig. 3), in 1854 het eerst in het meer van Zurich ontdekt, later in alle zwitsersche meren en in andere wateren van Europa. Deze paalwoningen gewoonlijk in groepen, overal volgens hetzelfde type van hout gebouwd, waren echter brand-gevaarlijk, zoodat men tot den vasten grond terugkeerde in hutten met cirkelvormig of ovaal grondvlak, uit takken samengesteld (fig. 4 en 4a) bekleed met leem of beestenvellen, naar boven afgedekt in den vorm van een bijenkorf, in sommige streken voor de helft in den grond ingegraven ten einde zich meer voor de invloeden van het klimaat te beschutten, of ook geheel ingegraven (onderaardsche woning dus) o. a. in Schotland nog bestaande (Earth houses, Picts houses, Weems) en in Frankrijk.

Ook de Dolmen, (grafsteenen) en de Tumuli (grafheuvels) uit dien tijd, zijn op deze wijze gemaakt. Pierre Turquoise (fig. 5).

Later werden de woningen versterkt, omgeven door aarden wallen, waarbij het gebruik van steen niet was buitengesloten. Zulke versterkte plaatsen worden nog overal aangetroffen o. a. in Zwitserland en Limburg.

Een der belangrijkste en betrouwbaarste aanwijzingen voor den woningbouw der hooge oudheid verschaffen ons de vazen en urnen van gebakken aarde, o. a. die opgegraven te Marino in Italië en bewaard in het Britsch museum te Londen, die van Corneto e. a., die klaarblijkelijk den vorm van een rnenschelijke woning teruggaven (fig. 6 en 7).



Het historische tijdperk,
dat omstreeks 4000 jaren vóór onze tijdrekening begint, brengt meer licht. De ontwikkeling van het menscheiijk leven wordt ons nu duidelijk en de woning vertoont zich onder verschillende vormen, die van omstandigheden, klimaat en van het volk dat ze bouwde afhankelijk zijn.

Aan ieder ras kan nu met meerdere juistheid op een zeker tijdstip zijn plaats op aarde worden aangewezen en kan met meer zekerheid aan elk zijn aandeel worden toegekend dat het in den gang der algemeene beschaving en in het bijzonder in de verbetering der woning heeft gehad.

Met het oog op de verschillende woning typen kan het menschenras in drie groote groepen worden verdeeld.



De eerste groep
omvat de volken, die reeds in de hooge oudheid zich woningen wisten te maken van bouwkunstige beteekenis; deze, allen tot het blanke ras behoorende, woonden aan de oevers van de Middellandsche zee of in de nabijheid daarvan, o. a. in de Nijl-Delta de Egyptenaren (fig. 8, 8a en 8b).

Naast dezen was het Semitische ras (Assyriërs, Pheniciërs, Arabieren en Hebreeuwen) in het bezit van Zuid-Oostelijk Azië, eerst levende in tenten (fig. 9) later in vaste woningen, in huizen door kunstzin versierd, evenals de Pelasgen, Grieken en Etrusken op den Europeesehen oever van het oostelijk deel der Middellandsche zee (fig. 10, 10a, 10b en 10e).

In de tweede groep zijn te rangschikken de volken, die zich langzamerhand aan den staat van barbaarschheid wisten te ontworstelen en niettegenstaande aanhoudende invasies van naburige barbaren, zich wisten te beschaven. Deze zijn de representanten van het Arische of Europeesche ras.



De Ariërs woonden op de hoogvlakten tusschen de Caspische zee en den Himalaja, in hutten van ruwen steen en boomtakken gemaakt (fig. 11 en 12). Bij het verlaten dier koude luchtstreken overstroomden zij, in verschillende groepen verdeeld, reeds vóór de Xe eeuw v. Chr. geheel Europa. Een deel, de Geiten en Galliërs (fig. 13 en 13a), trok het meest naar het Westen, een ander, de Germanen (fig. 14), bleef in het Midden en het Noorden van Europa, terwijl het overige, de Grieken en Latijnen, naar de Karpathen, de Adriatische zee en naar Italië trok (fig. 15 en 16).

Tot de derde groep behooren volken van verschillend ras, die vrijwillig of door de omstandigheden gedwongen, voor een groot deel buiten het kader der rnenschelijke beschaving bleven; men vindt ze in Azië, Afrika en in Amerika (vóór Columbus).

In Azië, waar het geele ras de grootste oppervlakte inneemt, zijn twee stammen, de Tartaren en de Mongolen in het Midden en in het Westen in horden of als Nomaden levende, met weinig ontwikkelden woningbouw, daarentegen bereikt in het zuiden, bij de Chineezen, de Japanners, de Annamieten en de Hindoes, de beschaving een groote hoogte en wordt de woning met comfort en luxe ingericht (fig. 17, 18 en 17a en 17b), bij de Indische volksstammen op Java b.v. (fig. 18a) is dit, hoewel in mindere mate, evenzoo.

Noordelijk in de Poolstreken, waar men steeds met ongemak en koude heeft te kampen, blijven echter de woningen slechts hutten van sneeuw en hout, steeds gelijk aan die welke vóór duizende jaren werden gemaakt. Zooals bij de Samojeden, de Finnen, de Laplanders en de Eskimo’s (fig. 19). Evenals de koude in de Poolstreken, had de warmte in Afrika bij de Negers hetzelfde gej volg. Eeuwenlang heeft het zwarte ras een onI bekend bestaan geleid, zonder ons bouwwerken van eenige beteekenis achter te laten; in Afrika noch in Australië heeft de Neger zelf iets duurzaams weten te maken (boomwoningen, fig. 20, 21 en 22).

In Amerika daarentegen geven de bewoners reeds voor de komst der Europeanen bewijzen van vooruitgang. Behalve de Roodhuiden (fig. 23), waren de Azteken in Mexico, de Inca’s in Yucatan en Peru in staat woningen te maken, die als producten van Bouwkunst kunnen worden aangemerkt.

Hier volge een beknopt overzicht van de historische ontwikkeling van de woning.

I. Praehistorisch tijdperk.

1. Natuurlijke of oorspronkelijke beschutting.

In de open lucht (onder boomtakken en onder rotsen).

In grotten (tijdperk van de gekloofde steen).