Gepubliceerd op 14-03-2021

Vruchtgebruik

betekenis & definitie

een zakelijk recht om van eens anders goed de vruchten te trekken, alsof men zelf eigenaar daarvan was, mits zorgende dat de zaak zelve in stand blijve, of, ten aanzien van verbruikbare zaken, dat men bij het eindigen van het V. een gelijke hoeveelheid, hoedanigheid en waarde terug kunne geven of den prijs kunne betalen welken de zaken bij den aanvang van het V. hadden. V. wordt verkregen door de wet of door den wil des eigenaars; het kan gevestigd worden ten behoeve van een of meerdere bepaalde personen, ten einde daarvan het genot te hebben, hetzij gezamenlijk of bij opvolging.

Eenige der rechten van den vruchtgebruiker: hij heeft het recht om alle soorten van vruchten te genieten, die van het goed kunnen voortkomen; zoowel natuurlijke vruchten, vruchten van nijverheid als burgerlijke vruchten. Alle in wording zijnde vruchten behooren bij het ingaan van het V. aan den vruchtgebruiker, bij het eindigen van het V. aan den eigenaar van het goed. Indien het V. zaken omvat, die zonder dadelijk te niet te gaan, echter langzamerhand door het gebruik verminderen (kleederen, huisraad enz.), dan heeft de vruchtgebruiker het recht om zich daarvan te bedienen tot het gebruik, waartoe die zaken bestemd zijn, zonder verplicht te zijn, om bij het eindigen van het V., die zaken in een anderen staat terug te geven, dan in dien waarop zij zich alsdan bevinden, behoudens ingeval van schuld of kwade trouw. De vruchtgebruiker kan in persoon het recht van zijn V. uitoefenen, of het g oed verhuren, of verpachten, of zelfs het vruchtgenot verkoopen, bezwaren of om niet afstaan, echter zonder de bestemming van het goed ten nadeele van den eigenaar te mogen veranderen. De vruchtgebruiker kan bij het eindigen van het V. geen schadeloosstelling vorderen voor verbeteringen, die hij mocht beweren gemaakt te hebben, al ware het dat de waarde van het goed daardoor mocht zijn vermeerderd; zulke verbeteringen kunnen daarentegen wel in aanmerking worden genomen bij de waardeering der schaden, welke aan het goed mochten zijn aangebracht. De vruchtgebruiker mag eindelijk alle zakelijke rechtsvorderingen uitoefenen, welke de wet aan den eigenaar toekent.

De voornaamste verplichtingen van den vruchtgebruiker zijn de volgende: hij neemt de zaken over in den staat waarin zij zich bij den aanvang van het V. bevinden, ein moet ze bij het eindigen ervan teruggeven in den staat waarin zij zich op dat tijdstip bevinden; hij moet een beschrijving der goederen, aan het vruchtgebruik onderworpen, laten opmaken; hij moet verder in vele gevallen persoonlijke of zakelijke gerechtelijk goedgekeurde zekerheid stellen, dat hij van de zaak, als een goed huisvader zal gebruik maken, zonder ze te verslimmeren of te verwaarloozen; hij is verplicht de reparatiën van het onderhoud te doen; hij is niet gehouden te herbouwen hetgeen door toeval of ouderdom is ineengestort; voor zijn rekening komen alle jaarlijksche en gewone lasten (belastingen, grondrenten, enz.). Het V. eindigt: 1) door den dood des vruchtgebruikers; 2) wanneer tijd of voorwaarden verloopen of vervuld zijn; 3) door vermenging, wanneer de bloote eigendom en het V. in dezelfde hand zijn gekomen; 4) door afstand van den vruchtgebruiker, ten behoeve van den eigenaar; 5) door verjaring, wanneer de vruchtgebruiker gedurende dertig jaren van zijn recht geen gebruik heeft gemaakt; 6) door den geheelen ondergang der zaak waarop het V. gevestigd is. Voor bijzondere gevallen (gemeenschappelijk V., V. van zedelijke lichamen, enz.) gelden bijzondere voorschriften. De bepalingen aangaande het V. zijn vervat in den 19den titel van boek II B. W.