Gepubliceerd op 20-01-2021

Thomas cranmer

betekenis & definitie

Bevorderaar der reformatie in Engeland, eerste protestantsche bisschop van Canterbury, geb. 2 Juli 1489 te Aslacton in Northampton, studeerde te Cambridge in het grieksch en hebreeuwsch, werd in 1510 fellow aan het Jesus College en aan dit college in 1524 leeraar in de godgeleerdheid, en in 1526 examinator; nadat hij in de echtscheidingskwestie van Hendrik VIII zich in dier voege had uitgesproken dat men deze zaak aan de heilige schrift mocht toetsen en in plaats de beslissing van den paus te aanvaarden, gerechtigd was zich aan de uitspraak van ernstige theologen te houden, werd hij door genoemden koning tot hofprediker benoemd; hij kreeg verder in opdracht zijn meening schriftelijk uit te werken; in 1530 werd door hem te Rome een desbetreffend geschrift overlegd; in 1531 naar Duitschland gezonden om den keizer voor de echtscheiding des engelschen konings te winnen, kreeg hij hier dieper inzicht in de hervormingsideeën, en trad daarop met de nicht van Osiander in het huwelijk; bij zijn terugkomst in Engeland werd hij door Hendrik VIII tot bisschop van Canterbury benoemd, -waarop hij ’s konings huwelijk ontbonden verklaarde en Anna Boleyn kroonde (1533); hij begon daarop aan de uitbreiding der hervorming in Engeland te arbeiden, zette den bijbel in de landstaal over (1539), werkte mede aan het nieuwe gebedenboek der engelsche kerk (Book of homilies, 1547), bestreed, echter met groote omzichtigheid, de op het verlangen des konings door het parlement aangenomen bloedwet (bloody act), die ieder ter dood veroordeelde die zich tegen het sacrament des altaars, tegen de doodenmis, de biecht of het priesterhuwelijk verklaarde, kreeg onder Edward IV (1547—53) de handen ruimer, riep vele buitenl. hervormers naar Engeland, en gaf in 1552 het Book of common prayer uit, benevens de 42 artikelen, in 1562 tot 32 teruggebracht, die den grondslag der tegenwoordige Anglikaansche kerk vormen; op zijn beurt slachtoffer van de onverdraagzaamheid, die hij jegens de tegenstanders zijner denkbeelden aan den dag had gelegd, werd hij onder de regeering [van koningin Maria gevangen gezet (14 Sept. 1553), tegelijk met Ridley en Latimer; de onmiddellijke aanleiding tot zijn gevangenneming was een in heftige bewoordingen gestelde declaratie tegen de. mis, die dadelijk na de troonsbestijging van Maria weder te Canterbury gecelebreerd werd; hoewel dit geschrift niet door hem gepubliceerd werd, kwam het toch in handen van C.’s vijanden. In Maart 1554 werd hij van den Tower te Londen naar Oxford gebracht en hier in de Bocardo of gewone gevangenis geplaatst; zijn zaak werd door een pauselijke commissie onderzocht; van verraad en ketterij beschuldigd werd hij eerst uit zijn bediening als aartsbisschop van Canterbury ontzet, hetwelk met de gebruikelijke verootmoedigende ceremoniën in Christ Church te Oxford, op 14 Febr. 1556, plaats had; inden kerker teruggebracht, zwichtte hij voor de verzoeking en teekende zesmaal een schriftelijke verklaring, waarin hij zijn denkbeelden afzwoer en verwierp; de laatste dezer verklaringen is gedateerd 18 Maart 1556; 20 Mrt. werd hij in de gevangenis door Dr. Cole, den provoost van Eton, bezocht; op zijn vraag aan C. of hij in zijn herroeping volhardde en bereid was deze in het openbaar te herhalen, kreeg hij een dubbelzinnig antwoord, dat echter als een toestemming werd opgevat; den volgenden dag, Zaterdag 21 Maart 1556, naar St. Mary’s Church geleid, om ten aanhoore der daar vergaderde menigte zijn leeringen voor valsch te verklaren en zijn denkbeelden af te zweren, hield hij (nadat hem uit een voorafgaande toespraak zijn vonnis gebleken was, waaromtrent hij tot op dat oogenblik in het onzekere schijnt te hebben verkeerd) integendeel een pathetische rede, waarin hij zijn leedwezen betuigde over zijn herroeping van wat hij de waarheid wist te zijn, dat dit hem meer smartte dan iets wat hij in zijn leven gedaan had, dat hij zijn herroeping herriep en met afschuw verwierp, en dat de hand, waarmede hij de abjuratie had onderteekend het eerst door de vlammen zou worden verteerd, indien de brandstapel zijn deel mocht worden. Onmiddellijk na deze onverwachte verklaring werd hij werkelijk naar den brandstapel verwezen en nog denzelfden dag terechtgesteld. Gelijk hij gezegd had, stelde hij zijn rechterhand het eerst aan het vuur bloot, en herhaaldelijk hoorde men hem te midden der vlammen nog roepen: This hand hath offended — oh this unworthy hand! — Onder zijn 42 geschriften, waarvan de meeste door H. Jenkyns (4 dln., 1833) en J. E. Cox (2 dln., 1846) in het licht zijn gegeven, zijn de voornaamste zijn voorreden voor den Bijbel (1540), het „First Prayerbook” (1549), de Èeformatio legwm ecclesiasticarum (voor het eerst uitgeg. in 1571) en A defence of the true and catholic doctrine of the Sacrament (1550).

< >