door de Grieken Samothraki, door de Turken Samaderek genoemd, bergachtig eiland in het noordelijk deel der Aegaeïsche zee, 36 km. van de thracische kust, met 177 km.2 oppervlakte. Aan de noordkust lag de eenige, eveneens S. geheeten stad; de opgravingen van 1873 hebben voornamelijk overblijfselen van een marmeren doiischen tempel en van een rond gebouw aan den dag gebracht.
Het eiland wTas eerst door Pheniciërs, vervolgens door een met thracische elementen vermengde grieksche bevolking bewoond; het dankte zijn beroemdheid aan de met den eeredienst der Kabieren verbonden mysteriën. Thans behoort het (sedert 1891) tot het turksche vilajet Adrianopel, voorh. tot Dsjesairi-BahriSefid; de bijna uitsluitend christelijke 4600 inw. bestaan van olijf- en landbouw en houtuitvoer.