Gepubliceerd op 18-03-2021

Rusland

betekenis & definitie

(russ. Rossija) of Russische rijk (russ.

Rossijskaja Imperija of Rossijskoje Gossudarstwo) na het briitsche wereldrijk het grootste rijk der aarde; het omvat de grootste oosthelft van Europa, Noord-Azië en het n.w. van Centraal-Azië, en beslaat in het geheel een oppervlakte van 22.470.000 km.2, d.i. 1/22 der geheele aardoppervlakte en 1/6 van alle vasteland. Van deze oppervlakte komen administratief op Europa 5.900.152, op Azië 16.569.852 km.2. R. ligt tussehen 34° 39' (grenzen van Afghanistan) en 76° 39' N.B. (noordelijkst punt van Azië), en 17° 31' 40" (pruh sisohe grens bij1 de rivier Warthe) en 185° 20' O.L. (oostp. v. Azië). Lengte van n. naar z.: 4676 km., van w. naar o.: 10.732 km. In het n. grenst R. aan de Noordelijke IJszee, ten o. aan den Grooten oceaan, in het z. aan dien oceaan en aan Korea, China, Bucharijë, Afghanistan, Perzië, Turksch-Armenië, de Zwarte zee en Rumenië, ten w. aan Rumenië, de Bukowina, Galiidë, Pruisen, de Oostzee, Zweden en Noorwegen. De grenzen (met Pruisen 1183, Oostenrijk-Hongarije 1225, China 9372, Afghanistan 811, Perzië 1737, Turkije 505 km.) hebben te zamen een lengte van 69.245 km. De ligging van R. is niet zeer gunstig. Eerstens is de geleding geringer dan die van alle andere Europeesche landen, Oostenrijk-Hongarije en Zwitserland alleen uitgezonderd. Bovendien wordt het rijk te zeer in een vrije beweging op de zee belemmerd: in het n. toch wordt het verkeer op Archangel 7 a 8 maanden in het jaar, van October tot April of Mei, door het ijis versperd; en ook in de Finsche golf en op de Oostzee stremt de wintervorst geregeld 4 a 5 maanden lang alle scheepvaart. Zelfs de Zwarte zee iis niet vrij van ijs, al weegt dit bezwaar hier niet zoo erg als de hevige stormen, de dichte nevels en de verzandende havens, die den Pontus Euxinus van ouds kenmerken. De Kaspische zee eindelijk is geheel een binnenzee, grootendeels door woeste steppenlanden oimgeven. Ook zijn Ruslamds zeeën te ver verwijderd van de groote wegen van den wereldhandel en staan zij met den Atlanitischen oceaan en de Middellandsche zee op de naastbijgelegen plaatsen slechts in verbinding door straten, die in ’t bezit van vreemde mogendheden zijn (Straat van Konstantinopel, de Sont en de beide Belten). De eilanden, welke in de genoemde zeeën tot R. behooren, zijn: in de Noordelijke IJszee Kalgoejew, Waigatsj en Nova Zembla; in de Oostzee de Quarken, de Alandsche eilanden, Dago en Gesel; in de Kaspische zee meer dan 100 kleine eilandjes ter weerszijden van de Wolgamonding.Europeesch-Rusland, 56 pCt. van het werelddeel Europa innemend, is in het algemeen vlak (Sarmatische vlakte), slechts hier en daar heuvelig (Timangebergte, Uwalli, Waldaihoogte, 351 m., Wolgaheuvels, tot 352 m., Lithauensche landrug, 347 m.), bergachtig alleen in het z. (Kaukasus), in het z.o. (ObtsjehSvrt) en in het o. (Oeral). De Sarmatische vlakte, (eens de bodem eener zee, die tot den Kaukasus, de Karpathen en den Oeral reikte en met de nog bestaande, doch allengs kleiner wordende Kaspische zee, het Aralmeer en de Zwarte zee in verbinding stond, ook met de namen van Oost-Europeesehe en Slawische of Russische vlakte aangeduid), bestaat hoofdzakelijk uit een bodem van graniet, meerendeels met kiezel, zand en veen bedekt, doch hier en daar ook met dikke en uitgestrekte lagen vruchtbare aarde. Haar hoogte reikt bijna nergens tot meer dan 100 meter; het laagst is zij in ’t z.o. Door een drietal landruggen of heuvelreeksen (Noordelijke of Oeral-Baltische landrug met de 351 m. hooge Waldaï-hoogten, de DunaDonsche landrug, de Oeral-Karpatische landrug) wordt deze grootste aller vlakten van Europa in verschillende afdeelingen gesplitst; de noordelijkste daarvan is de Arctische of Poolvlakte, tusschen de Noordelijke IJszee en den Oeral-Baltischen landrug gelegen, hoofdzakelijk door zwervende Samojeden-stammen bevolkt. Zij1 heeft een zwakke helling naar ’t n.w., gelijk de loop harer rivieren (Onega, Dwina, Mesen, Petsjora e. a.) duidelijk doet zien. Onafzienbare toendra’s, d. z. bevroren mossteppen, en onmetelijke dennenwouden, slechts hier en daar langs den bovenloop der rivieren door wat wei- en bouwland afgebroken, maken het karakteristieke dezer landstreek uit. De vruchtbaarste landstreek van geheel R. is die der zoogenaamde Zwarte Aarde (Tsernosjem), een deel van het Centraal-Russisch bekken, tusschen de Dnjepr en de Wolga gelegen. Oorspronkelijk een groote grassteppe, evenals de prairiën van Amerika, is deze aan. humus rijke grond, welke nooit bemesting behoeft, door de Groot-Russen tot een voorraadschuur van graan, tabak, vlas en hennep gemaakt. Ruim 2/3 van den graanoogst in geheel R. komt uit het gebied der Zwarte Aarde, waar tevens de drukste industrie en (met Polen) de dichtste bevolking van het rijk gevonden wordt. Doch niet enkel dit beperkt gebied, ook het geheele centrale plateau munt door bijzondere vruchtbaarheid uit. Het langdurig sneeuwkleed van den winter drenkt den bodem en beschermt het zaad, terwijl de warme, droge zomer het graan snel doet rijpen. Ook ooftboomen en uitgestrekte loofwouden, waaronder de linde de voornaamste plaats inneemt, worden op het Centraal plateau in menigte gevonden. Ongunstig steekt hierbij af : het Poolsch-Lithauwsche bekken, ten w. der Duna-Donsche landhoogte. Vooral de Rokitnomoerassen, ter weerszijden van de Pripetz, een zijrivier der Dnjepr, zijn ongunstig aangeschreven. Beter echter is het gesteld met de landen aan de Weiehsel, die schoone korenvelden en dichte wouden dragen. De wildernissen van het Bjeloweler-woud, ten n. van de Boeg, zijn de eenige plaats in ons werelddeel, waar de buffel (oeros) zich nog in het wiild vertoont en waar ook het elanddier nog voorkomt. De laatste afdeeling der groote Sarmatische vlakte vormt het Pontisch-Kaspische Steppengebied, dat, des winters met sneeuw bedekt, in den herfst en in het voorjaar veelal groen, doch in den zomer dor, bijna uitsluitend geschikt is voor de veeteelt. Alleen hier en daar is in deze boomlooze steppenwereld een oase. Nomadiseerende Kirgiezen en Kalmukken maken er de hoofdbevolking uit.



Hydrographie


Geen land der aarde bezit zoovele en zulke waterrijke stroomen als R. Van de rivieren gaan naar de Oostzee (die een stroomgekied v. ruim 968.100 km.2 beheerscht): de Tornea met de Muonio (aan de zweedsche grens), de Kernl, Ulea, Kokemu of Kumo, Kymmene in Finland; verder de Newa, Luga, Narowa, Pernow, Salis, de Lijflandsche A, de Duna, de Koerlandsche A, de Niemen en de Weichsel. In de Zwarte zee, die een stroomgebied heeft van 747.795 in Europa en 37.425 km.2 in Azië, ontlasten zich de Proeth (indirect door den Donau), Boeg, Dnjepr, Kuban, Rion; in de Zee van Azow, met een stroomgebied van 559.394 km.2, de Don met de Manytsj, de Jeja en de Kalmius; in de Kaspische zee, met een stroomgebied van 1.876.594 km,2 in Europa en 1.181.538 km.2 in Azië, de Terek, de Wolga met hare zijrivieren Oka en Karna, de Oeral en de Emba; in het Aralmeer, met een stroomgebied van 1.867.579 km.2, de Syr-darja en de Amu-darja, wier benedenloop russisch is; in het Balchasjmeer de Ili; in het Baikalmeer de Selenga. Tot het gebied der Poolzee, die het water ontvangt van 1.254.166 km.2 europeesch en van 10.785.640 km.2 aziatisch gebied, behooren in Europeesch-R. de Onega, Dwina, Mesen, Petsjora; in Aziatiseh-R. de reuzenstroom Ob met de Irtysj, de Jenessei met de Angara, de Chalanga en de Anabara, de Olenek, de Lena, de Jana, Indigirka en Kolyma. Tot het gebied van den Stillen oceaan, met in R. een stroomgebied van 2.533.790 km.2, behooren de Anadyr en de Amur. In de steppenlandën zijn tal van groote oasen-rivieren, omwoekerd door struikgewas, zout- en sodaplanten. De voorn, meren van Europeesch-R. zijn, behalve de Kaspische zee: het Ladoganieer 330 km.2 groot, 15 meter boven de Oostzee en hier en daar wel 300 meter diep. Het is rijk aan visch en bevat een menigte boschrijke eilanden; neemt tal van rivieren (o. a. de Swiir) op en zendt de Newa uit. De onregelmatige en korte golfslag, alsmede de hevige voor- en najaarsstormen bemoeilijken de scheepvaart, die hier slechts van Mei tot Nov. mogelijk is; het Onéga-meer, 175 km,2, een hoogte van 72 meter en een diepte van 172 meter, dat eveneens een aantal wateren opneemt en de Swir uitzendt; het Ilmen-meer, ter grootte van 16 km.2 en door de Wolchow met het Ladogameer verbonden; het Peipus-meer, ruim 54 meer verbonden; het Peipus-meer, ruim 54 km.2 groot en 30 meter hoog, dat rijk is aan visch, met het meer van Pskow in verbinding staat en zijn afwatering heeft door de Narwa in de Finsche golf; het Bjelo- of Witte-meer, met het Onega-meer verbonden; de Finsche meren (Sarnameer, Payanameer, Uleameer enz.). Het aantal kleinere meren is uitermate groot; het gouvernement Olonez alleen heeft 1500 meren, te zamen 20.936 km.2 groot.

Behalve deze natuurlijke waterwegen bezit Rusland een groot aantal verbindingen door kanalen, waarvan de voornaamste onder Peter den Groote uitgevoerd of althans ontworpen en later onder Catharina II, Paul I en volgende regeeringen ten uitvoer gebracht zijn.

De IJszee is met de Kaspische zee verbonden, met behulp van de Dwina en Wolga (Sjeksna), door het Kubenskische kanaal en vele meren; dit kanaal werd onder Paul I aangelegd; verder door het meer dan 16 km. lange noordelijke Oatharina-kanaal, dit verbindt bijrivieren der Karna en Wytsjegda. De Oostzee is met de Kaspische zee verbonden: 1) door het kanaal van Wysjnij-Wolotsjók, dat de Msta, die in het Ilmen-meer vloeit, met de Twerza vereenigt, welke in de Wolga valt. Dit kanaal, dat slechts 31/2 werst lang, maar van groot belang is, werd reeds in 1703 aangelegd, evenwel eerst later door het aanleggen van het 14 mijlen lange Wischerasche-kanaal, tusschen de Msta en de Molchow, tot volkomenheid gebracht. Wegens watervallen in de Msta kan deze waterweg slechts tot warenvervoer naar St. Petersburg, maar niet terug gebruikt worden, en zoo ontstond 2) het Tichwinsche kanaalstelsel, 171/2 werst lang, waardoor de Tichwinka (zijr. v. d. Sias) met de Sominka, die de Mologa voert, en de Sias met de Wolchow verbonden worden. De scheepvaart op de Ladoga is wegens de stormen en de zandbanken gevaarlijk; deswege deed Peter in 1719 het Ladoga-kanaal van 104 wersten lengte aanleggen, dat in 1732 voltooid werd en uit de Wolchow op geringen afstand van den oever van het Ladogameer in de Newa voert. In 1811 is het 37 wersten verder voortgezet en verbindt nu ook het Ladoga- met het Onegameer, met behulp van de Swir en de Sias; 3) door het Maria-kanaal, 9 km. lang; dit vereenigt de Wytegra, die in de Onega valt, met de Kowsha, die naar de Sjeksna en zoo naar de Wolga vloeit; het werd in 1799 begonnen en in 1802 voltooid; 4) in 1846 werd het Bjeloserskische kanaal gegraven, dat bestemd is om de vaartuigen, die den waterweg van het zoogenaamde Maria-systeem inslaan, de gevaarvoille vaart over den Bjélo-Osero te besparen; het loopt om het meer ten zuiden heen, is 63x/2 werst lang en verbindt de Sjeksna met de Kowsha. De haven te Bjelosersk moet als rustpunt op den verren weg van Rybinsk naar Petersburg dienen. De Oostzee is met de Zwarte zee verbonden: 1) door het 7 wersten lange Beresina-kanaal, dat de Beresina en zoo de Dnjepr met de Duna door vele beken en meren verbindt. Het werd in 1799 aangevangen, later geheel veranderd en eerst in 1836 voltooid; 2) door het 48 wersten lange kanaal, dat de poolsche graaf Orginski in 1770 liet aanleggen tusschen de rivieren Schtsjara en Josiolda (de eerste vloeit naar de Niemen, de andere naar de Dnjepr); het is sedert aanmerkelijk verbeterd; 3) door het Koningskanaal, dat de Bug, die zich in de Weichsel ontlast, met de Pina welke de Dnjepr toebehoort verbindt. Het Augustowosche kanaal, van 1824—29 aangelegd, verbindt de Narew (Weichsel) met de Niemen. De verbinding van de Zwarte met de Kaspische zee was reeds een lievelingsgedachte van Peter, en vele proefnemingen zijn ook reeds door hem en zijn opvolgers gedaan, om deels de Dnjepr, deels de Don met de Wolga te verbinden; tot dusver echter is nog geen der plannen ten uitvoer gebracht.

Bij de uitbreiding van het russ. spoorwegnet zijn de waterwegen van ondergeschikt belang geworden. In Finland vereenigt het Saimakanaal het Saimameer met de Golf van Finland; in Siberië stelt het Ob-Jenessei-kanaalstelsel, de Ob in gemeenschap met de Jenessei.



Klimaat

Voortbrengselen

R. draagt in hooge mate de kenmerken van een continentaal- of vasteland-klimaat, een natuurlijk gevolg van zijn ligging. Vooreerst is het land verstoken van den weldadigen invloed van den Golfstroom en van de vochtige westenwinden. Wanneer deze winden toch in R. zijn aangekomen, zijn ze door de gebergten van W.-Europa reeds meerendeels van hun waterdamp beroofd. Ten tweede ligt het land naar ’t noorden geheel open voor de koude poolwinden; verder vormt de Oeral slechts een zeer onvolkomen beschutting voor de oostenwinden, die uit Siberië komen, en ten slotte doen genoemde winden door het gemis aan bergketens hun invloed ongestoord over de geheele uitgestrekte vlakte gelden. Terwijl b.v. Moskou een Januari-temp. heeft van meer dan 11° onder nul en de thermometer er in Juni bijna 19° aan wijst, vindt men voor het op dezelfde breedte gelegen Edinburg als gemiddelde cijfers voor dezelfde maanden: -f- 3° (in Jan.) en 14° (Juni); tegenover Astrakan met — 7° en 25l/2° in diezelfde maanden staat het onder dezelfde breedte gelegen La Roebelle met -j- 372° en 201/2°. Over ’t geheel zijn de russ. winters uiterst streng. Niet alleen de Dwina, de Newa en de Duna, maar ook de rivieren van Zuid-R. zijn een groot deel van het jaar met ijis bedekt. Maanden achtereen is in de russ. binnenlanden de slede over de hardgevroren sneeuwvlakte het algemeene middel van vervoer, en niet zelden ligt reeds in Sept. of Oct. de sneeuw twee, drie meter hoog. De hoeveelheid regen is over ’t algemeen gering en neemt af in de richting van het w. naar het o. Terwijl bijv. Polen en het Finsche merenplateau nog een regenval van 550 tot 700 m.M. bezitten, dalen deze cijfers voor Kiew tot 490 m.M., voor St. Petersburg tot 420 m.M., voor Kazan tot 350 m.M., ja, in het steppengebied der Kaspische zee bedraagt de hoeveelheid regen slechts 200 m.M., in Astrakan zelfs maar 125 m.M. meer. De lengte der dagen is in de onderscheidene deelen van het uitgestrekte rijk, zeer verschillend. Op 64° N.B., d. i. op de hoogte van Archangel, duurt de kortste dag 4 uur en 20 minuten, de langste iets meer dan 21 uur; onder 60° N.B. (St. Petersburg) is de kortste dag 5 uur en 56 min., de langste 18 uüt 53 min. Onder den 50sten breedtegraad (Charkow) vindt men voor deze cijfers respectievelijk 8 uur 7 min. en 16 uur 23 min., terwijl zij op 40° N.B. (Bakoe). 9 uur 20 min. en 15 uur en 1 min. zijn.

Landbouw en veeteelt zijn in R. meer dan ergens de hoofdmiddelen van bestaan. Weinig jaren geleden was de Sarmatiische vlakte het eerste korenland der aarde; en nog is alleen in die Ver.-Staten van N.-Amerika de opbrengst grooter dan hier. Vooral de streek der Zwarte Aarde, Polen, de Oostzee-provincies, Podolië, Volhynië en de Oekraine bezitten onafzienbare korenvelden. Toch staat ook de landbouw in R. op zeer lagen trap. Voor soms nog geen gulden per H.A., wordt in Zuid-R. door speculanten vruchtbaar land van de kroon gepacht, dat na een roofbouw van drie tarwe-oogsten, gevolgd door een paar uitputtende vlasoogsten, meestal als woeste grond blijft liggen. Ongeveer de helft van het bouwland is staatseigendom en behoort aan de kroon, de andere helft is in ’t bezit van den adel of van de „mir”, d. i. dorpsgemeenschap; in het eene geval wordt het verwaarloosd, in het andere uitgeput. Na koren is vlas een belangrijk landbouwproduct, vooral in Lijfland, Lithauen, het gebied der boven-Wolga, Bessarabië enz. Ruslands totale vlasoogst is nagenoeg even groot als die van alle andere landen van ons werelddeel te zamen. Eveneens is hennep een voornaam artikel. Middelpunt van de hennepcultuur is het gouvernement Orel in CentraalRusland. Beetwortelen worden sedert eenige jaren mede in verbazende hoeveelheden verbouwd, zoowel in de streek der Zwarte Aarde, als in Polen en het gouvernement Kiew. De tabakscultuur is het sterkst vertegenwoordigd in Klein-R., Bessarabië en de Oekraine. De wijnbouw, indertijd door duitsche kolonisten naar Rusland overgebracht, bloeit in Bessarabië, de Krim, aan de beneden-Don en in de Kaukasus-landen, in welke streken over ’t algemeen ook veel aan al wat ooft- en tuinbouw is gedaan wordt. De houtrijkdom van R. is in de laatste jaren sterk aan ’t afnemen, zoowel tengevolge van het slechte toezicht op de bossehen, als van het enorme binnenlandsche houtverbruik voor ’t bouwen van huizen en schepen, voor den aanleg van spoor- en andere wegen, voor de vervaardiging van allerlei huisraad, voor brandstof in de fabrieken enz. Ook in de huishouding is hout overal de brandstof bij uitnemendheid, behalve in de boomlooze steppen van het zuiden en in de streek der Zwarte Aarde, waar men riet en gedroogde mest brandt. Niettemin is nog ongeveer 30 pCt. van Ruslands bodem met bosch bedekt, allermeest het land ten n. van de Oeral-Baltische heuvelreeks gelegen. De wouden van het n. bestaan grootendeels uit dennen, pijn- en lorkenboomen, berken enz., die van Midden-R. meer uit linden, eiken, olmen, ahornen en andere loofboomen. 2/3 van Ruslands bosschen behooren aan den staat. Belangrijke nevenproducten van de boschcultuur zijn potasch, teer, pek, hars, lindebast, houtskool enz. Wat de veeteelt betreft, deze is een hoofdbron van bestaan in de steppen van het zuiden, doch wordt eveneens uitgeoefend in het midden en het noorden: hier bestaat zij hoofdzakelijk in het aanfokken van rendieren. Ook aan bijenteelt en het aankweeken der zijderups wordt algemeen gedaan. De meest gezochte paardenrassen vindt men in Finland, Esthland en het zuiden, wraar ze in de steppen door bereden herders in troepen van 200 tot 1000 worden gehoed. Bekend is, dat bij de Kalmukken en andere heidensche nomadenstammen het paard ook tot melk- en slachtbeest dient. Jacht en visscherij behooren in geheel R. al mede tot de hoofdbronnen van bestaan. Wild is in den grootsten overvloed aanwezig in de boschrijke en dun bevolkte streken van het noorden, in den Oeral en de verdere woudgebieden. Beren, wolven, vossen, dassen, elanden, herten, hazen, eekhorens, hermelijnen, marters en andere pelsdieren worden hier meest om hun vel gejaagd, eveneens in het noorden de zeehond en de vischotter. Sprinkhanen vormen in Zuid-R. vaak een ware landplaag. De visscherij is aan de oevers der talrijke rivieren, meren en zeeën van zooveel belang, dat de akkerbouw en veeteelt er op vele plaatsen om verwaarloosd worden. Het gewicht er van wordt in R. nog verhoogd, door de omstandigheid, dat de vastendagen der grieksche kerk, die bijna 1/3 van 4 jaar innemen er streng gehouden worden, gedurende al dien tijd geen vleesch-, wel vischspijs veroorloven. Hoe aanzienlijk de rijkdom aan visch is, blijkt hier uit, dat in Noorwegen, New-Foundland en Frankrijk te zamen de vischopbrengst slechts weinig meer bedraagt dan die van Zuid-R. op de Kaspische en Zwarte zee alleen. Steuren, makreelen, forellen, sardijnen, zalmen, karpers, snoeken, baarzen enz. worden hier in ongelooflijke menigte aangetroffen. Alleen van Astrakan uit worden jaarlijks honderdduizenden steuren in den handel gebracht. Men zout deze visch in en verzendt ze; doch het grootste voordeel geeft de kuit, waarvan de kaviaar (russ. ikra) wordt bereid. Een groote steur geeft alleen 4 a 5 kilogram kuit, en uit de kuit van al die groote visschen wordt kaviaar bereid; men onderscheidt die niet naar de vischsoort maar alleen naar de wijze van bereiding, of zij meer of minder gezouten, geperst of gedroogd is. In de Oostzee is de vangst van kabeljauw (stokvisch), lamprei, zalm en bot van het meeste belang.

De grond van R. bergt ontzaglijke schatten aan delfstoffen. In de 17de eeuw is men begonnen deze te ontginnen. Peter de Groote maakte daarvoor bijzondere wetten.

Het eerste goud werd in den Oeral ontdekt ten jare 1745, doch pas in 1818 werd van regeeringswege aan alle districtsbesturen van den Oeral het bevel gezonden, dat zij' de onder hun opzicht staande bergstreken moesten doen onderzoeken en het goud verzamelen. Dit had ten gevolge dat in 1823 de Oeral reeds omstreeks 100 poed (éen poed = 16V2 kg.) goud opbracht en eenige jaren geleden was dit cijfer gestegen tot 350 poed, een waarde vertegenwoordigende van meer dan vier millioen roebels (een roebel = f 1.25). De opbrengst van platina is sedert een tiental jaren aan het af nemen. Behalve Jekaterinenburg en Tagilsk is ook Perm een belangrijk middelpunt van het Oeralische mijnwezen. IJzer komt, behalve in den Oeral, ook in de omstreken van Petersburg, Moskou, Orel, Polen en Finland voor. Steenkolenbekkens heeft het land aan de Donetz, in den Oeral, in Polen (een voortzetting van 4 Tarnowitzer plateau), in de omstreken van Moskou, aan de Onega, bij Kiew enz.; de exploitatie dezer beddingen is echter nog zeer onvolledig, zoodat nog een groote invoer van kolen uit Engeland en Duitschland noodig is. Koper, lood en zink, benevens een weinig zilver komen behalve in het Oeralgebergte tevens in enkele andere deelen van europeesch R. voor, hoofdzakelijk in Finland en in Polen. Voorts zijn verschillende steensoorten, die tot bouwmateriaal dienen, over het gansche land verspreid, terwijl de edelgesteenten van den Oeral wereldberoemd zijn. Niet het minst belangrijke artikel uit het delfstoffenrijk is het zout, waarvan de jaarlijksche productie op 40 millioen poed of 650 millioen kilo geschat wordt. Behalve uit de zeeën van het rijk, wordt dit product ook in groote hoeveelheden gewonnen in de Kaspische steppen (Elton- en Babinskoje-meer), uit de vele zoutbronnen van het noorden en het oosten, en uit de groeven van den Oeral en bij Orenburg (steenzout). Naphta eindelijk, of ruwe petroleum, komt overvloedig voor in geheel Zuid-R., zóó zelfs, dat de stoombooten op de Zwarte en Kaspische zeeën, op de Wolga enz. hoofdzakelijk met deze aardolie gestookt worden.



Industrie

Huisindustrie is in R. nog zeer algemeen; de boeren (86 pCt. der bevolking) verstaan in den regel een of ander handwerk, dat zij na den arbeid op het veld, thuis beoefenen. Deze huisvlijt strekt zich uit over de textielindustrie en de leder-, hout-, metaal- en aardewerkbranche. Sinds 1870 heeft zich in R. ook een fabrieksindustrie ontwikkeld. In 1897 bestonden in geheel R. 39.029 fabrieken, met 2.098.200 arbeiders en 2839 millioen roebel productie.

Met betrekking tot de fabrieks- en landbouwnijverheid is R. verdeeld in 14 districten; het Moskousche en Baltisch-Petersburgsche district levert hoofdzakelijk manufacturen en metaalwaren, Finland houtwaren en graan, Siberië goud, zilver, koper, ijzer en dergelijke producten, het Weichsel-distr. manufacturen en metaalwaren, het Noordwester-distr. houtwaren, het Kleinrussische district graan en suiker, het Zwarte Aarde-district graan, Centraal-Azië katoen, zijde, dierlijke producten, de Kaukasus wijn, naphtha, honig, graan, het Zuiderdistrict steenkool en graan en het Zuidwester-district I suiker, vruchten en graan.

Handel, munten, maten en gewichten, verkeer

De handel van Rusland is eerst in den laatsten tijd van groote beteekenis geworden; vóór den aanleg van spoorwegen was hij te zeer ' beperkt tot de grenzen van het land zelf. Ook werd het buitenlandsch verkeer al te lang belemmerd door invoerrechten en allerlei drukkende bepalingen. Van de voorwaarden, voor een bloeienden handel benoodigd: gunstige geographische ligging, rijkdom aan natuurvoortbrengselen en goede middelen van verkeer, kan R. slechts op de tweede dezer eischen bogen. Aan landbouwproducten en grondstoffen is het bij uitstek rijk en het is dan ook om deze, dat zich de russische handel voornamelijk beweegt. In het o. en voor een deel ook in ’t midden draagt hij nog een nomadisch karakter, zooals de groote jaarmarkten van Niisjnii-Nowgorod, Irbit, Poltawa, Charkow, Jelissavetgrad en Koersk bewijzen. Over ’t algemeen is de binnenlandsche groothandel in handen van Groot-Russen, terwijl de kleinhandel meer door Joden gedreven wordt. Kenmerkend is, dat de buitenlandsche handel meerendeels in handen van vreemdelingen is, en in de havens der Oostzee speelt de russische vlag een ondergeschikte rol; overheerschend is deze alleen in de zee van Azow en op de wateren der Kaspische zee. In de havens der laatstgenoemde zeeën, benevens in die der Zwarte zee is de handel meer actief, d. i. de uitvoer overtreft er den invoer; in de Oostzeehavens draagt het verkeer een meer passief karakter, daar hier de uitvoer door den invoer overvleugeld wordt. R. voert hoofdz. uit: koren, vlas, lijnzaad, hennep, hout, vee, wol, pelzen en andere producten uit het dierenrijk; terwijl de belangrijkste artikelen van invoer zijn: koloniale waren, geweven stoffen, machines, uurwerken en vele andere fabrikaten, verder wijnen, sterke drank enz. De granen van R. worden meest verzonden uit de havens der Oost- en Zwarte zee en gaan hoofdzakelijk naar Engeland, Frankrijk, Duitschland en Italië. Hennep, vlas en hout volgen ongeveer denzelfden weg, doch worden eveneens in groote hoeveelheden naar Nederland, België en Zweden gebracht. Vee en dierlijke producten, waaronder pelterijen, traan, kaviaar en vischlijm een voorname plaats beslaan, worden in groote hoeveelheid naar Engeland en Duitschland uitgevoerd. Daarentegen ontvangt R. van laatstgenoemde landen enorme hoeveelheden rijst, en uit Italië, Griekenland en Turkije zuidvruchten; wijnen, vooral Champagne, bekomt het veel uit Frankrijk; thee uit China, zoowel over land als te water; koffie, schoon oneindig minder dan thee gedronken, wordt hoofdzakelijk uit Engeland en Duitschland ingevoerd. Dezelfde staten leveren ook de meeste katoenen, linnen en wollen stoffen, voorts landbouwwerktuigen, spoorwegmateriëel enz. De gezamenlijke waarde van den geheelen import en export bedroeg per jaar in roebels:

Jaar. Invoer. Uitvoer.

1824-28 50 502 020 56 413 200
1839—48 79 920 100 92 713 410
1888-92 405 409 760 695197 383
1893-96 536 789 652 686 766 831
1897—98 609 314114 695 429 696
1900 626 374 874 716 417 945
1901 645 245 906 758324 423

De belangrijkste zeehavens zijn: van de Oostzee: Petersburg met Kroonstad,, Reval met Baltischport, Riga, Libau, Windau, Wiborg, Abo, Helsingfors, Narwa; van de Zwarte zee en de zee van Azow: Odessa, Taganrog, Rostow, Jejsk, Nikolajew, Cherson, Kertsj, Feodosia, Eupatoria, Sebastopol, Poti, Batoem; van de Kaspische zee: Astrakan, Bakoe en Derbent; aan de IJszee: Archangel en Onega; aan den Stillen oceaan: Wladiwostok, Nikolajewsk.

In 1901 waren in R. 5634 staats- en 1040 particuliere credietinstellingen. Onder de staatsinstellingen van dien aard staat bovenaan de rijksbank, met 9 bijbanken en 113 agentschappen (activa en passiva in 1902: 1.792.126.499 roebel).

De eenheid van het russ. muntstelsel is de roebel (f 1.25); er zijn zilverstukken van 1 roebel, en van 50, 25, 20, 15, 10 en 5 kopeken, kopermunten van V4, V2, 1, 2, 3 en 5 kopeken; goudmunten van 5 en 10 roebel. R. heeft den papieren standaard.

Lengtematen zijn: de voet (= 0,30479 m.) van 12 duim, elk van 10 streep; de arsjin (= 0.71119 m.) van 16 mersjok; de sasjen van 3 arsjin; de werst (= 1.06679 km.) van 500 sasjen; vlaktematen: de dessetine (= 1.09252 hectare) van 2400 vierkante sasjen; graanmaat: de tsjetwert (= 2.099 hectoliter) van 8 tsjetwerik, elk van 8 garnzy (enkelvoud garnez); inhoudsmaat: de wedro (= 12.294 liter) van 10 kroesjka; gewichten: het pond (= 40872 gram) van 96 solotnik, elk van 96 doli; het poed (= 16.3805 kilogram) van 40 russ. ponden, en het berkowez van 10 poed.

De middelen van verkeer zijn in R. nog verre van voldoende. De wegen zijn in het vooren najaar wegens den natten, drassigem bodem in den regel onbruikbaar; gedurende den heeten, drogen zomer is het wel iets beter, maar alleen in den winter, als de sneeuw hun gebreken bedekt, zijn ze goed. Dan wordt door ware karavanen per slede het hout uit de bosschen, het koren uit de schuren, het vee van de stallen naar de spoorwegstations, de havensteden, de los- en laadplaatsen aan de rivieren en kanalen gebracht. De eerste spoorweg in R. werd aangelegd in 1838, van St. Petersburg naar Tsarkoje-Selo, 26 km. Vier jaar later volgde de lijn St. Petersburg—Moskou, pas in 1852 geopend. In 1857 had het russisch spoorwegnet reeds een lengte van 1165 km. bereikt; 1 Jan. 1901 had europ. R. 44.540 (zonder Finland met 2807 km.) km. spoorlijn, nl. 27.544 km. staats- en 16.694 km. particuliere spoorwegen. Het groote middelpunt van het russische spoorwegstelsel is Moskou, waar een zestal hoofdlijnen te zamen komen, t. w.: van St. Petersburg en Riga, van Warschau, van Odessa, van Wladikaukas en Sarepta, van Orenburg en van Wologda. Reeds zijn bijna alle graanstreken van het midden des lands met de havensteden aan Oost- en Zwarte zee in verbinding gesteld. De aanleg van spoorwegen ging in R. merkwaardig snel in zijn werk; evenals in de Ver. Staten en in de Argentijnsche republiek ging daaraan in vele streken niet eens de aanleg van straatwegen vooraf; eensklaps werden zulke streken uit een middeleeuwsche in de wereld der 19de eeuw verplaatst. In Aziatisch-R. waren einde 1901 voorhanden: de Transkaspische spoorweg, ook Centraal-Aziatische spoorweg geheeten, de Siberische spoorweg met den Transbaikal- en den Ussuri-spoorweg; ’t geheele spoorwegnet had toen een lengte van 56.164 km.



Bevolking

In 1902 had R. volgens ambtelijke berekeningen ruim 140 mill. inw. De eerste volkstelling in het geheele russische rijk had plaats op 28 Jan. (9 Febr.) 1897. Het resultaat daarvan was een totaal van 128.889.264 inw., over het rijk verdeeld als volgt (de tien poolsche gouvernementen zijn geteekend met een *):

I. Europeesch Rusland met Polen.

Gouvernementen en Provinciën. Oppervl. in K.M.2 Bevolking

1897 per K.M 2

Archangel 858.930 347.589 0,4

Astrakan 236.531 994.775 4

Bessarabië 45.632 1.933.436 42

Charkow 54.495 2.509.811 46

Cherson 71.284 2.732.832 39

Donsche Gebied 164.607 2.575.818 16

Esthland 20.248 413.724 20

Grodno 38.669 1.617.859 42

Jaroslaw 35.613 1.072.478 30

Jekaterinoslaw 63.395 2.112.651 33

*Kalisch 11.374 846.719 74

Kaluga ' 30.929 1.185.726 38

Kasan 63.716 2.191.058 35

Kiew 50.999 3.576.125 70

*Kjelzy 10.093 763.746 76

Kostroma 84.149 1.429.228 17

Kowno 40.641 1.549.444 38

Koerland 27.286 672.634 25

Kursk 46.456 2.396.577 51

Livland 47.030 1.300.640 28

*Lomsha 10.561 585.781 56
*Lublin 16.838 1.159.463 68

Minsk 91.408 2.156.123 23

Mohilew 48.047 1.708.041 35

Moskou 33.304 2.433.356 73

NishnijNowgorod 51.274 1.600.304 31

Nowgorod 122.339 1.392.933 11

Olonez 148.764 366.715 2,4

Orel 46.727 2.054.749 44

Orenburg 191.179 1.609.388 9

Pensa 38.841 1.491.215 38

Perm 332.061 3.003.208 9

*Petrokow 12.249 1.409.044 115
*Plozk 9.446 556.877 59

Podolië 42.018 3.031.513 72

Poltawa 49.896 2.794.727 56

Pskow 44.209 1.136.540 26

*Radom 12.352 820.363 66

Rjasan 42.099 1.827.539 43

Samara 151.047 2.763.478 18

St. Petersburg 53.768 2.107.691 39

Saratow 84.494 2.419.884 29

Simbirsk 49.495 1.549.461 31

*Sjedlez 14.335 775.316 54

Smolensk 56.043 1.551.068 28

*Suwalki 12.551 604.945 49

Tambow 66.588 2.715.453 41

Taurië 63.447 1.443.566 23

Tschernigow 52.402 2.321.900 44

Tula 30.960 1.432.743 46

Twer 65.331 1.812.825 28

Ufa 122.018 2.220.497 18

Volhynië 71.853 2.997.902 42

* Warschau 17.520 1.933.689 110

Wilna 42.530 1.591.912 38

Witebsk 45.167 1.502.916 34

Wjatka 153.658 3.082.788 20

Wladimir 48.857 1.570.733 32

Wologda 402.733 1.365.587 3

Woronesh 65.395 2.546.255 39

Totaal 5.016.381 103.671.358 20

Zee van Azow

37.605 — —

Te zamen 50.539.861 103.671.300 120

Polen alleen 127.319 9.455.943 174

II. Finland.

Gouvernementen en Provinciën. Oppervl. in K.M.2 Bevolking

1897 per K.M 2

Abo-Björneborg 24.171 419.396 18

Kuopio 42.730 300.291 8

Nyland 11.872 264.243 24

St. Michel 22.840 185.098 8

Tawastehus 21.584 276.010 15

Uleäborg 165.641 260.763 117

Wasa 41.711 435.548 11

Wiborg 43.055 379.115 9

Totaal 373.604 2.520.437 17

III. Kaukasus.