romeinsch keizer (117—138 n. Chr.), geb. te Rome 24 Jan. 76 n.
Chr. uit een adellijk geslacht, afkomstig uit Italica in Spanje, was een bloedverwant van keizer Trajanus en werd na den dood zijns vaders onder diens opzicht opgevoed. In zijn jeugd legde hij zich ijverig op de wetenschappen toe en trad reeds vroeg in dienst van den staat. Eerst diende hij in Moesië, bracht vandaar de gelukwenschen van het leger aan Trajanus bij diens troonsbeklimming over, huwde met een bloedverwante van den nieuwen keizer on maakte zich weldra voor Trajanus onmisbaar. Hij vergezelde hem in den oorlog tegen Deeebalus (101—106), verkreeg daarop het stadhouderschap van Pannonië en onderscheidde zich zoozeer, dat Trajanus besloot, hem tot zoon aan te nemen en voor zijn opvolger te bestemmen. Doch Trajanus stierf (117) zonder testament na te laten; Plotina, zijn vrouw, die H. hoogachtte, wist echter te zijnen gunste een testament te onderschuiven, en H. volgde nog hetzelfde jaar den overleden keizer op. Terstond na zijn troonsbeklimming liet hij de parthische veroveringen, die het rijk slechts in nieuwe oorlogen konden wikkelen, varen.
Hij leefde zeer eenvoudig, wijdde groote zorg aan het bestuur en was een streng handhaver van recht en gerechtigheid; echter gaf hij ook menig bewijs van zwakheid jegens de hem omringende personen, en de roem zijner goedhartigheid werd verduisterd door talrijke, willekeurige doodstraffen. Hij betoonde groote achting voor den senaat en raadpleegde dit lichaam in alle zaken van belang; jegens het volk was hij mild. Hij verfraaide Rome met bibliotheken en door de oprichting van zijn praalgraf, de tegenwoordige Engelenburcht. Ook andere steden begunstigde hij op dergelijke wijze, b.v. Tibur (Tivoli), waar hij prachtige lusthoven deed aanleggen; andere bouwde hij weer op, zooals Jeruzalem, hetwelk hij Aelia Capitolina noemde. Door de oprichting van een tempel voor Jupiter op de plaats van den ouden tempel van Salomo verbitterde hij de Joden en bracht hen tot een opstand, waarin 580X00 Joden het leven verloren (133 n.
Chr.). In het jaar 120 ondernam hij een veldtocht tegen de Sarmaten. Zijn overigens meestal vreedzame regeering besteedde hij grootendeels aan het doen van langdurige reizen, gedeeltelijk te voet, door de romeinsche provinciën, welke hij van Britannië tot Egypte doortrok, terwijl hij zich overal van haar toestand overtuigde, geld en graan aan de armen uitreikte en vele sporen van onbekrompen milddadigheid achterliet. Zonder eigen kinderen, had hij L. Commodus Verus tot zoon aangenomen, die tot geluk van Rome spoedig daarna stierf. Daarom bestemde hij Arrius Antoninus tot zijn opvolger, onder voorwaarde dat deze den zoon van Verus, L.
Verus, en M. Aurelius .tot zonen zou aannemen. H. stierf in 138.