Onder plateelbakken wordt meer in het bijzonder verstaan de kunst van het vervaardigen van artistiek beschilderd aardewerk van af ongeveer de 15e eeuw. Door de Arabieren w:rd in de 13e eeuw het geheim van het ondoorschijnend tinglazuur, waarmede de ruwe scherf van het aardewerk overtrokken en waarop dan geschilderd werd, in Europa gebracht.
Beroemd zijn de voortbrengselen der door hen gestichte fabrieken, het spaansch-moorsche aardewerk (met name ook de voor wandbekleeding bestemde tegels, de azulejos) en dat van het eiland Rhodus, dat een prachtigen metaalglans vertoont.In Italië had in de 16e eeuw de kunst van het vervaardigen van majolica (genoemd naar Majorca) en fayence (genoemd naar de stad Faënza) reeds eene groote hoogte bereikt. Luca della Robbia bedekte zijn terracotta’s reeds met tinglazuur, in de 15e eeuw. De beroemdste italiaansche fabrieken waren gevestigd te Faënza (reeds in 1485 welbekend). Urbino, Caffagiolo, Gubbio, Pesaro, Castel Durante (later genaamd Urbania).
Frankrijk heeft in Bernard Palissy (1510— 1590) een beroemd aardewerkbakker aan te wijzen (bekend zijn vooral zijne „pièces rustiques” met naturalistisch relief ornament). Beroemd is ook het aardewerk van het kasteel Oiron of „faiënce de Henri II”, waarvan slechts enkele stukken bestaan; voorts dat van de fabrieken te Rouaan en Nevers.
Ook in Nederland werd de kunst van het plateelbakken ingevoerd uit Italië. De eerste plateelbakker die zich te Delft vestigde, Herman Pietersz., was afkomstig uit Haarlem, waar volgens Van Mander, het bedrijf door een Italiaan werd uitgeoefend. In den loop der 17e eeuw werd het plateelbakken te Delft opgevoerd tot buitengewone hoogte, zoowel in aesthetisch als in technisch opzicht. In de tweede helft der 17e eeuw bereikte de plateelbakkunst er haar hoogtepunt onder Abraham de Kooge, Lambrecht Gijsbreeht (Kruyck), Frederik van Frytom. Deed in den aan vang van de Neder landsche plateelbakkunst italiaansche invloed zich gelden ft geen ook elders ’t geval was; August Hirschvogel te Neurenberg imiteerde in de 16e eeuw het italiaansche majolica), na het bekend worden van het Chineesche en Japansche porcelein werd bij oostersche decoratieve motieven inspiratie gezocht. Vooral Albrecht Cornelis de Keizer en Adriaan Pynacker brachten het hierin ver.
De laatste vervaardigde ook polychroom aardewerk van buitengewone schoonheid. Henry Havard geeft in zijn beroemd werk over Delftsch aardewerk (Histoire de la Faience de Delft) een overzicht der kunst en vermeldt een 760tal namen van plateelbakkers.
Het einde der 18e eeuw zag het verval der bloeiende Delftsche plateelbakkerijen onder den druk van binnenlandsche konkurentie (fabrieken o. a. te Arnhem en Schiedam) en buitenlandsche (engelsch „flintf’-aardewerk, dat door grootere hardheid voor de huishouding meer geschikt was). Ten slotte bleef nog slechts eene fabriek over, de „Porceleyne Fles” van Piccardt, die echter naar engelsch procédé „stone-ware” leverde. In 1879 werd deze fabriek aangekocht door den ingenieur Joost ’t Hooft (t 1890), die zich in 1889 met A. Labouchère associeerde. Onder leiding van Adolf le Comte werd sedert de fabriek in artistiek opzicht uit haar verval opgeheven tot eene wereldreputatie. Het nieuwe Delftsch was evenwel technisch een ander materiaal dan het oude.
Dit bestond uit een grauwe scherf, gelijk alle oud aardewerk, die met ondoorschijnend tin-email bedekt was, waarop geschilderd werd. Het nieuwe Delftsch bestaat uit eene witte kleimassa, die tot biscuit gebakken, daarna beschilderd, met doorschijnend lood-email bedekt en nogmaals gebakken wordt. In den laatsten tijd wordt wederom ook volgens het oude procédé gewerkt en polychroom aardewerk „genre Pynacker” vervaardigd. Voorts worden nieuwe procedé’s toegepast (Berzas, Jacoba-aardewerk, sectielaardewerk, aardewerk met metaalglans en met gecrystalliseerde emaux).
Na de herleving der Delftsche werden verschillende andere plateelbakkerijen gesticht. Die te ’s Gravenhage (de Kon. fabriek Rozenburg), in de laatste jaren ook door haar porcelein bekend, Amsterdam (De Distel), Gouda en Utrecht zijn daarvan wel de voornaamste.