Gepubliceerd op 20-01-2021

Philipp blommaert

betekenis & definitie

Vlaamsch schrijver, geb. 27 Aug. 1809 te Gent, overl. aldaar 14 Aug. 1871, studeerde aan het atheneum en aan de hoogeschool in zijn geboortestad, werd in 1829 doctor in de rechten en trad in 1834 het eerst op met enkele gedichten in het tijdschrift „Letteroefeningen”, die echter om hun ruwen vorm weinig in den smaak vielen; meer succes zag hij op zijn uitgave van vlaamsche gedichten uit de 12—14 « eeuw; in 1840 leidde hij met Willems het petitionnement tegen de teleurstelling der Vlaamsche taal in België: tot zijn dood was hij secietaris van de door hem in 1839 gestichte Maatschappij der Vlaamsche Bibliophilen, die veel bijdroeg tot het doen herleven van de literarische en historische studiën in België en ook op dezelfde studiën in Noord-Nederland invloed uitoefende; als letterkundige was hij zeer vruchtbaar; hij bewoog zich bij voorkeur op het gebied der germaansche oudheid, en oefende scherpe kritiek uit op de fransche invloeden in België; hij bewerkte het eerste deel van het Nevelingenlied, Hïlda uit de Goedroensage, de Edda enz. In zijn Aloude Geschiedenis der Belgen of hederduitschers (Gent, 1849) stelt hij de eindelijke hereeniging aller nederduitsche gewesten als vaststaande voor.

< >