Gepubliceerd op 28-02-2021

Patriarch

betekenis & definitie

(grieksch; oudvader, aartsvader) naam van het hoofd der familie in de alleroudste tijden en van de stamvaders van het volk van Israël tot op de twaalf zonen van Jacob. Nadat reeds de hoofden der joodsche synedria (sanhedrins) in Tiberias en in Babylon dien eeretitel hadden aangenomen, ging hij ook op. de christelijke kerk over, waarin hij eerst door alle bisschoppen, sedert de 5de eeuw bij voorkeur door de bisschoppen van Konstantinopel, Alexandrië, Antiochië en Jeruzalem gevoerd werd.

In de r.-kath. kerk voeren de aartsbisschoppen van Venetië en Lissabon (en tot 1751 ook die van Aquileja) den titel van P.; buitendien pleegt de paus ook voor de vier oude patriarchaten in het oosten patriarchen „in partibus” te benoemen. De kerken der Armeniërs, Abessiniërs, Jacobieten en Maronieten staan onder eigen patriarchen; over de grieksche christenen in het turksche rijk heeft de P. van Konstantinopel het primaatschap; hij voert den titel van oecumeensch P., heeft den rang van pasja van drie paardestaarten en wordt door den sultan benoemd. Het in de 16de eeuw ontstane patriarchaat over de russ. kerk te Moskou werd door Peter den Grooten in 1721 afgeschaft en in de patriarchale of heilige synode veranderd, wier hoofd de czaar is.