zwitsersche familie van kunstenaars. Mattheus M., de oudere, schilder en graveur, geb. te Bazel in 1593 en overl. te Schwalbach in 1650, hield zich langen tijd te Parijs op.
Later zette hij zich te Frankfort neder, waar hij een uitgebreiden kunsthandel oprichtte. Hij is vooral beroemd door zijn afbeeldingen der voornaamste steden van Europa, vooral van Duitschland, welke hij onder den titel „Topographien” in het licht gaf. Voorts gaf hij een Platenbijbel, den Doodendans van Bazel, enz.Zijn zoon, Mattheus M., de jongere, in 1621 te Bazel geb., een goed portretschilder, was een leerling van Sandrard en Ant. van Dyck. Hij hield zich omstreeks 1644 te Rome op en maakte vervolgens reizen door Engeland, de Nederlanden en Frankrijk. Zijn tweede zoon, Kaspar M., legde zich op de graveerkunst toe, maar evenaarde zijn vader niet.
Zijn kleinzoon, Johann Mattheus M., was een goed portretschilder en stierf te Frankfort in 1716.
De dochter van M. den ouderen, Maria Sibylla M., in 1647 te Frankfort geb. en in 1717 te Amsterdam overl., maakte zich vooral bekend door de artistieke wijze, waarop zij met waterverf allerlei soort van insecten, meest op perkament, schilderde. Uit liefde voor dit vak ging zij van Holland, werwaarts zij zich uit godsdienstijver begeven had, naar Suriname, om aldaar de insecten waar te nemen. Het meest beroemde van het groote aantal harer nagelaten werken is Der Raupen wunderbare Verwandlung und sonderbare Blumennahrung (2 dln.) en Metamorphosis insectorum Surinamensium (Amst. 1705).
