Gepubliceerd op 14-03-2021

Lucas suringar

betekenis & definitie

nederl. godgeleerde, geb. 1770 te Leeuwarden, studeerde te Franeker, werd in 1792 predikant te Lingen en in 1814 hoogleeraar in de godgeleerdheid te Leiden, waar hij tot zijn dood, in 1833, werkzaam was. Behalve academische oratiën verschenen van hem de door het haagsche genootschap bekroonde prijsverhandelingen: Over het jongste gerigt en Betoog der waarheid van het Evangelie uit de lotgevallen der Joodsche natie.

< >