Gepubliceerd op 23-02-2021

Leger des heils

betekenis & definitie

Heilsleger, eng. Salvation Army, in Frankrijk: Armée du Salut, in Duitschland: Heilsarmee, een op militairen voet georganiseerde godsdienstige en philantropische vereeniging van mannen en vrouwen, welke zich ten doel stelt het christendom te verbreiden onder degenen die de kerken niet bereiken kunnen.

Het L. richt daartoe zijn oefeningen op geheel andere wijze in dan de kerken, houdt bijeenkomsten in gewone huizen, vergaderlokalen, schouwburgzalen, op de open straat, enz., en vermijdt alles wat aan kerkelijken eeredienst herinnert, als kerkgezang, ceremonieel enz. Het eischt van al zijn leden de meest openlijke belijdenis van het christendom en vordert van allen directe deelname aan den predikarbeid. In zijn inwendige organisatie bezigt het zooveel mogelijk de militaire terminologie. De nieuwe bekeerlingen (degenen die op een der vergaderingen openlijk aan de zondaarsbank zijn „uitgekomen” en vervolgens zich bij het L. hebben aangesloten) heeten aanvankelijk rekruten, en, na te zijn „ingezworen onder de legervlag” soldaten; uit deze soldaten (zooveel als ledematen of parochianen) worden officieren gerecruteerd, n.l. plaatselqke officieren (korporaals, sergeants, sergeant-majoors enz.), die voor het overige in hun maatschappelijken werkkring blijven, en veldofficieren, zoodanigen die zich geheel aan het werk van het L. geven en salaris ontvangen. Deze laatste officieren genieten in de kweekscholen van het L. vooraf eenige theoretische en vooral practische opleiding voor hun arbeid en heeten gedurende dien tijd kadetten. De opvolging der officiersrangen is vrijwel dezelfde als bij' de engelsche landmacht.

Het stichten van een nieuwe gemeente of parochie heet het openen van een nieuw korps* Zoodanig korps bestaat aanvankelijk slechts uit een tweetal officieren van den laagsten rang (kapitein en luitenant); daarbij: komen dan degenen die door hun prediking voor het christendom worden gewonnen en zich bij het L. aansluiten. Voor bijzonderheden omtrent de stichting van het L. zie op Booth. In zijn tegenwoordige organisatie bestaat het L. sinds 1878; in dat jaar kregen de plaatselijke vereenigingen van de door William Booth in Engeland gestichte christelijke zending (Christian Mission) den naam van korpsen en hun evangelisten dien van officieren enz. Op het einde van 1878 bestonden in GrootBritannië 80 van zoodanige korpsen, met 127 officieren, en trots hevige oppositie, zoo van de zijde der kerken als van het publiek, heeft het L. zich sinds met ongeëvenaarde snelheid over de vijf werelddeelen uitgebreid. In zijn geloofsleer volgt het L. in hoofdzaak protestantsche inzichten; afkeerig van ceremoniën, verwerpt het aan de andere zijde alle geloof aan uitverkiezing; de hoofdinhoud van zijn leer is: de zaligheid is voor allen, niemand gaat verloren dan door eigen vrije keuze, of door de lauwheid der bekeerden (geredden); ieder bekeerde is verantwoordelijk voor zijn omgeving, d. w. z. moet een priester zijn voor die hem omringen. Het L. wordt sinds zijn opkomst tot heden geleid door zijn stichter, William Booth, die als hoofd van het L. den titel voert van generaal; onmiddellijk onder hem staan een chef van den staf (Chief of the Staff) en een secretaris voor buitenlandsche zaken (Foreign Secretary).

Het internationale hoofdkwartier is gevestigd te Londen. Het L. is eerstens verdeeld in, meestal met de staatkundige grenzen der landen samenvallende territories, geleid door een territorialen bevelhebber, meestal met den rang van commissionair of kolonel, en met een nationaal hoofdkwartier in de hoofdstad; de territories zijn onderverdeeld in divisies, welke een zeker aantal korpsen omvatten, deze laatsten elk met een kapitein als leider en een luitenant als helper. Vrouwen kunnen dezelfde rangen bekleeden als mannen. De kopsen houden eiken werkdag ’s avonds en des Zondags viermaal vergadering en zijn meest gevestigd in volkrijke streken en grootere steden; vandaar uit worden dan, in den vorm van nu en dan een vergadering, verkenningen gedaan in de naburige plaatsen, die dan buitenposten worden geheeten. In elk land geeft het L. een orgaan uit, meest een weekblad met den titel „Strijdkreet” (eng. „War Cry”). De inkomsten van het L. bestaan in handelswinst, vrijwillige bijdragen der leden, collecten in de vergaderzalen, contributies van de overigens buiten het L. staande hulpvereenigingen, en in de opbrengst van een elk jaar gehouden zelfverloocheningsweek.

Het L. heeft omstreeks 1890 aan zijn geestelijken arbeid het „maatschappelijk werk” toegevoegd, waarvan het plan vervat is in Booth’s boek In Darlcest England and the Way Out (in het nederlandsch vertaald door Adama van Scheltema en verschenen onder den titel: „In Engeland’s donkerste wildernissen en de weg ter ontkoming”, Amst. 1891). Dit werk bedoelt opheffing van maatschappelijk ten onder geganen (huisvesting van dakloozen, redding van gevallen vrouwen, zorg voor ontslagen gevangenen, enz.).