(lat. capitolium, ital. campidoglio) de burcht der stad Rome (zie ald.) en als zoodanig, mede ook als plaats van het romeinsche nationale heiligdom, den tempel van Jupiter, Juno en Minerva, het godsdienstigstaatkundig middelpunt van het geheele romeinsche rijk, lag op den kapitolijnschen heuvel (mons Capitolinus). Hij is de kleinste der zeven heuvelen van Rome en bestaat uit twee, door een insnijding gescheiden hoogten, waarvan de noordelijke thans door de kerk Sta.
Maria in Araceli, de zuidelijke door het paleis Caffarelli ingenomen wordt. Reeds in de oudste tijden was de aan alle kanten steil afloopende heuvel versterkt. De zuidelijke spits, het Capitolium in engeren zin, droeg den Jupitertempel. Herhaaldelijk door brand verwoest, werd deze tempel (door Tarquinius Priscus begonnen, door Tarquinius Superbus voltooid) in 69 v. Chr. door Quintus Lutatius Catulus, 70 na Chr. door Vespasianus, eindelijk 10 jaar later door Domitianus weer hersteld, altijd met behoud van het oude plan van 74 m. lengte bij 51 m. breedte. Hij had drie cellen; in de middelste stond het beeld van Jupiter, links daarvan dat van Juno, rechts dat van Minerva.
De tempel leed zeer veel bij de plundering van Rome door de Vandalen (455 na Chr.), maar in de 13de eeuw waren er nog belangrijke overblijfselen van. De plaats rondom den tempel (Area Capitolina) bevatte tal van kleine heiligdommen, gedenkteekenen en wijgeschenken; buiten deze met een muur afgesloten heilige ruimte lag aan de westelijke helling een uitspringende rots, vanwaar in den oudsten tijd de staatsmisdadigers werden neergeworpen (de Tarpejische rots, saxum Tarpeium).In de vroege middeleeuwen droeg de kapitolijnsche heuvel slechts één monumentaal gebouw, de kerk Santa Maria in Araceli op den noordelijken top. Sedert het herstel van den romeinschen senaat in 1143 kreeg het K. opnieuw beteekenis als ideëel en administratief middenpunt der stad; het plein van het K. diende langen tijd (tot 1477) als hoofdmarkt; een hoofdopgang van het noorden, de groote trap van Araceli, werd in 1348 aangelegd. Kort voor 1540 ontwierp Michelangelo een plan voor den ombouw van het K., dat in de volgende honderd jaren niet zonder velerlei afwijking werd nitgevoerd en aan het K. zijn tegenwoordige gedaante gaf. Het bovenvlak wordt begrensd links door het paleis van het kapitolijnsche museum (gebouwd 1644—55), rechts door het paleis der conservatoren (gebouwd 1564—68). Tegenover den opgang ligt het paleis der senatoren (1592 voltooid). Vergel. Jordan, Eapitol, Forum und Soera Via (Berlijn 1881), Righetti, Descrizione del Gampidoglio (Rome 1835—50, met 390 platen).
Naar het voorbeeld van het romeinsche K. vindt men ook een K., als municipaal en godsdienstig middenpunt eener gemeente, in andere steden van Italië, en daarbuiten in romeinsche provincies, waar dan meestal eveneens de drie kapitolijnsche godheden vereerd werden. Ook het paleis van het congres der Vereenigde Staten van Noord-Amerika draagt den naam K. Vergel. Kuhfeldt, De Capitoliis imperii Bomani (Berlijn 1883).