(lat. capitulum, verkleinwoord van caput, hoofd of hoofdstuk) fr. chapitre, duitsch kapitel, eng. chapter.
1) Hoofdstuk; vooral de beknopte inhoudsopgave welke men gewoonlijk schreef boven de verschillende afdeelingen, waarin men, om gemakkelijker te kunnen naslaan, een werk verdeelde; deze indeeling van boeken in hoofdstukken is niet van de ouden afkomstig, die alleen een indeeling in boeken kenden. Het eerst werd de Bijbel ingedeeld in kapittels, naar men gewoonlijk aanneemt, door kardinaal Hugo van Sint-Caro in de 13de eeuw; op het eind der 15de eeuw begon men die indeeling ook toe te passen op profane schrijvers. Voorts noemde men vroeger K. een der hoofdstukken of artikelen, waarin een wet of verordening is ingedeeld (nog over in de uitdrukking: „iemand een kapittel lezen”, d. i. de les lezen, kapittelen).
2) In kloosters de zaal, waar vroeger den monniken dagelijks een kapittel (zie boven) uit hun regels werd voorgelezen, maar later iedere gewichtige aangelegenheid behandeld werd, zooals het kiezen van een overste enz.; vandaar ging bij klooster- en ridderorden de naam K. over op die vergadering zelve (ordenskapittel). Men had generale kapittels, waarop de geheele orde door afgevaardigden eener ordensprovincie bijeenkwamen ter 'beraadslaging; of ook klooster- of huiskapittels, waarbij alleen de (stemhebbende) leden van het klooster tegenwoordig waren en zij elkander of zichzelven beschuldigden van tekortkomingen of fouten, waarna de overste terechtwijzingen gaf of straffen oplegde.
Voorts is K. de naam van het college der kanunniken (canonici, zie Kanunnik) aan een aartsbisschoppelijke of bisschoppelijke kerk (kathedraal), gewoonlijk bestaande uit een proost, een deken, een scholasticus, een cantor, een custos, een theologaal en enkele andere kanunniken. Het K. staat den bisschop als raadgevend lichaam ter zijde (een vergadering daarvan heet eveneens K.), doch het voornaamste recht van dit college bestaat in het weder bezetten van den vacanten bisschopszetel. Zoodra een bisschop overleden is, kiest het K. een vicaris-capitularis, die het tijdelijk bestuur der diocees voert; het K. maakt het drietal op voor de voordracht van een nieuwen bisschop, welke voordracht aan den paus gezonden wordt, die fden nieuwen bisschop benoemt. De kanunniken onderscheiden zich voorts van de gewone geestelijken door hun kleeding.