Maxilla, in de ontleedkunde: de beenderen welke bij den mensch en de gewervelde dieren het onderste gedeelte van het aangezicht (zie Hoofd) vormen en de tanden dragen. Men onderscheidt de bovenkaak, die in den regel onbewegelijk verbonden is met een schedel, en de onderkaak.
De bovenkaak bestaat uit twee symmetrische bovenkaaksbeenderen (ossa maxillaria superiora); de onderkaak (maxilla inferior s. mandibula) is door een scharniergewricht bewegelijk verbonden met den schedel; haar benedenrand vormt de kin (mentum). Aan en tusschen beide kaken zijn talrijke spieren ingeplant, die o. a. in staat stellen om te kauwen; bovendien loopen door kanalen vele bloedvaten en zenuwen.