noorsch dichter, geb. te Bergen 1807,, overl. te Christiania 1873, studeerde in laatstgenoemde stad godgeleerdheid en letteren en begon in 1830 een heftige polemiek tegen Wergeland, die hij in het vermaarde werk De poëzie en de polemiek van Ilenrik Wer geland samenvatte. Door eenige vrienden ondersteund,, richtte hij ter verdediging van zijn meening de „Vidar” op.
In een verzameling korte gedichten Nor ges Daemring hekelde hij de _ gebreken van zijn landgenooten zoo scherp, dat het in 1835 in het openbaar werd verbrand. Vervolgens gaf hij nog verschillende dichtbundels uit. Na een langdurig verblijf in Frankrijk en Duitschland werd hij in 1840 lector en in 1846 professor in de wijsbegeerte aan de hoogeschool te Christiania.
