Gepubliceerd op 29-01-2021

Johann fischart

betekenis & definitie

gezegd Mentzer, de meest geniale satirikus der 16e eeuw, de duitsche Rabelais, geb. omstreeks 1545 te Straatsburg of te Mainz, te Worms opgevoed, door zijn bloedverwant Kaspar Scheidt, deed op zijn reizen door Italië, de Nederlanden, Engeland en Frankrijk een schat van menschenkennis op, promoveerde in 1574 te Bazel tot doctor in de rechten, werd in 1583 advocaat aan het rijkskamergericht te Speyer, in 1583 ambtman te Forbach, en overl. omstreeks 1570. F. was nevens Luther de grootste publicist der eeuw, de meest succesvolle bestrijder der tegenreformatie, en een onvermoeid verdediger van het liberale kalvinisme van Joh. Sturm; als schrijver debuteerde hij met akatholieke rijmpamfletten en polemische satires, gevolgd door tallooze humoristisch-satirieke dichtwerken, kerkelijke gezangen, volksliederen, berijmde verhalen en gebeurtenissen enz.; als zijn hoofdwerken gelden het komische dierenepos Aller Praktik Grossmutter (1572. laatstelijk in de „Neudrucke” nr. 2,1876), zijn berijming van het volksboek Uilenspiegel (1571), en het Affenteurliche und ungeheurliehe Geschichtschrift vom Gargantoa (naar boek I van Rabelais’ „Gargantua”), waarin evenals in zijn vermaarde Tnmken-litanei, zijn wonderlijkste en grilligste luimen hoogtij vieren.

< >