jalappewortel, de knollen van Ipomoea (Éxogonium) pur ga, die onder den naam Tubera Jalapae officineel zijn. Deze knollen hebben een peervormige gedaante en hoogstens de grootte van een vuist; hun weefsel is zeer dicht, melig op de breuk, wit of bruingrijs van kleur en vertoont harscellen, die in concentrische rijen zjjn geplaatst.
De J. heeft een flauwen smaak met bijtenden nasmaak. Het oogsten der knollen geschiedt in het voorjaar; zij worden dan naar de grootte gesorteerd en boven een zacht vuur 10—12 dagen lang gedroogd. De in den gedroogden toestand zichtbare harscellen zijn in den versehen staat met melksap gevuld. Zij bevatten rijkelijk (10—18 pCt. der gedroogde knollen) hars, zie Jalappehars, en verder suiker, gom, zouten, w.o. oxalzure kalk. De beste soort komt van Vera-Cruz. De J. dient in de geneeskunde als een drastisch purgeermiddel, en in de pharmacie ook ter bereiding van jalappehars en jalappepillen (zie Jalappezeep).
Mexico voerde in 1900: 83.672 kg. J. uit, ter waarde van 38.425 dollar. De J. wordt veelvuldig vervalscht met de wortels van MiralnUs Jalapa, met orizabajalappe of valsche J., en met Stipites Jalapae; de wortels van Ipomuea orizabenzis, onderscheiden zich van de echte jalappe doordat zij op de breukvlakte vezelig zijn en bevatten een hars, dat niet met dat van de jalappeknollen identisch is, maar op scammoniumhars gelijkt.