Gepubliceerd op 17-02-2021

Gom

betekenis & definitie

naam van een menigte organische zelfstandigheden, die onderling in eigenschappen en samenstelling veel overeenkomst vertoonen en van plantaardigen oorsprong zijn. In de meer bepaalde beteekenis van het woord verstaat men onder gom een in water volkomen oplosbare, in wijngeest daarentegen onoplosbare, niet kristalliseerende klevende plantenstof.

In den handel worden ook vele zelfstandigheden als gom aangeduid, die tot de harsen, de gomharsen enz. behooren. Echte gomsoorten zijn de arabische en de senegalgom. De arabische gom (gummi arabicum) komt van verschillende heesters, die in noordelijk Afrika, Opper-Egypte en in de nubische en arabische woestijnen voorkomen, als Acacia gummifera W., A. Ehrenbergii, A. arabica (Mimosa nilotica L.) en vooral van Acacia (Mimosa) tortilis alsook van A. Seyal D e 1., uit wier schors het vanzelf vloeit, waarop het aan de lucht hard wordt. Het bestaat uit stukken ter grootte van een erwt of hazelnoot, die meestal onregelmatig, glasachtig, doorzichtig, kleurloos of geelachtig zijn, van een schelpachtige breuk, zonder reuk, van een flauwen smaak en klevend als men ze nat maakt.

Zij lossen in water volkomen op, met teruglating van eenige bijgemengde onzuiverheden, tot een kleverige vloeistof. Minderwaardige gomsoorten zijn de barbarijsche, australische en oost-indische. Niet wezenlijk verschillend van de arabische gom is de senegalgom (gummi senegal) van Acacia senegal uit eenige oorden van Afrika aan de oevers van den Senegal. Sinds den aanvang der 18de eeuw werd zij zeer dikwijls in plaats der arabische gebruikt. Zij bestaat uit ronde, maar meestal grootere stukken dan de arabische en komt veel voor in stukken van 1/2 kilo zwaar; deze zijn deels doorschijnend en bijna kleurloos, deels geel en bruin gekleurd. Uitgezóchte stukken zijn van arabische gom nauwelijks te onderscheiden.

Vele in den handel met bijzondere namen voorziene gomsoorten zijn slechts door uitlezen gesorteerd. Gummi mimosae Mogadore is een senegalgom die haar naam draagt naar de uitvoerhaven, zooals dikwijls de namen der soorten afkomstig zijn van de uitvoerhaven, b.v. Gadam, bas du fleuve enz. Somtijds zou de uitlandsche gom vervalscht zijn met kersenboomen- of pruimenboomengom. Deze beide zijn echter in water niet volkomen oplosbaar en kunnen dus lichtelijk herkend worden.De G. wordt, behalve voor geneeskundige doeleinden, dikwijls gebruikt tot het verdikken van verfstoffen en bindmiddelen, tot het glanzen van papier enz., als plakmiddel en voor andere doeleinden. De G. komt in seroenen en vaatjes in den handel. De handel in senegalgom is in handen der Franschen. Mogadore echter komt grootendeels over Londen. Arabische G. wordt, behalve van andere plaatsen van beteekenis, uitgevoerd van Triest, waarin zij in harige seroenen uit de produceerende landen komt. Voor technische doeleinden worden nog andere stoffen als G. gebruikt, b.v.

Bassoragom, die in koud water niet volkomen oplost en Geddagom, zoo genaamd naar de haven aan de Eoode zee gelegen en van onbekende afkomst. Zij is moeilijk oplosbaar.

Gomdragant wordt verkregen door het verdikken van een sap, vloeiend uit den stam van de plantsoort Astragalus creticus (Griekenland en de Levant) en onderscheidt zich van gom, doordien zij in water niet oplost maar daarin tot een dik slijm opzwelt. Het hoofdbestanddeel van deze gom is plantenslijm, dat zich ook in pruimenboomengom, Bassoragom enz. bevindt. De G. bestaat uit wormvormige, gebogen, draadachtige of breedere, doorschijnende, hoornachtige stukken, geelwit van kleur, zonder smaak of reuk. In heet water laat zij zich tot een gelijkvormig dik slijm oplossen, in koud water zwelt het slechts op. De G. van Morea bestaat uit gekronkelde smalle stukjes, die uit Smyrna meestal uit breede, platte stukken. Men sorteert haar naar de zuiverheid en de kleur.

De meeste komt over Smyrna uit den Levant. Zij wordt gebruikt als verdikkingsmiddel voor kleuren en mordants, als bindmiddel voor poedervormige lichamen enz.

De gomharsen of slijmharsen zijn harsen die behalve hars ook gom of plantenslijm bevatten; zij vloeien in den vorm van een dik, melkachtig sap uit sommige planten, door scheuren of insnijdingen in de schors; meestal bezitten zij een sterken geur; zij verschillen van de eigenlijke harsen doordat zij, met water aangewreven zijnde, een troebele, melkachtige vloeistof leveren. Tot de gomharsen behooren de duivelsdrek (asa foetida), de gummigutti of guttegom, ammoniakgom, euphorbium, myrrhe, wierook, opium.

Gomlak of schellak, een roodgekleurde gom, wordt gevonden op bladeren en aan jonge takjes van Croton lacciferum en van eenige andere indische planten en is een gevolg van den steek der lakschildluis (Coccus lacca), wier eieren deze gom bedekt. Voordat deze eieren uitkomen, verzamelt men de gom.

Zie ook Caoutchouc en Gutta-percha.

< >