Gepubliceerd op 23-02-2021

Hypotheek

betekenis & definitie

onderpand, onderzetting, onderlaag, als rechtsterm: een zakelijk recht op onroerende goederen, strekkende om daarop de voldoening eener verbintenis te verhalen. In Nederland zijn, volgens art. 1210 van het Burgerlijk wetboek, voor H. alleen vatbaar:

1) onroerende goederen welke in den handel zijn, met derzelver toebehooren, voor zooverre dat laatste als onroerend goed beschouwd wordt;
2) het vruchtgebruik van die goederen en hun toebehooren;
3) de rechten van opstal en erfpacht;
4) de grondrenten, hetzij in geld, hetzij in natura verschuldigd;
5) het tiendrecht;
6) het recht van beklemming.
H. kan alleen bij notarieele akte worden verleend, uitgezonderd in bij de wet bepaalde gevallen. H. kan niet worden gevestigd dan door hem die de bevoegdheid heeft het bezwaarde goed te vervreemden. Zij die op een onroerend goed slechts een zoodanig recht hebben, hetwelk door een voorwaarde is opgeschort, of in zekere gevallen kan worden ontbonden of te niet gedaan, kunnen geen H. toestaan, dan die aan dezelfde voorwaarden, ontbinding of te niet doening onderworpen is. Goederen van minderjarigen, van degenen die onder curateele staan, en van afwezigen, zoolang derzelver bezit slechts bij voorraad verleend is, kunnen niet anders met H. worden bezwaard, dan om de redenen en overeenkomstig de formaliteiten, welke bij de wet zijn vastgesteld. De volmacht tot het verleenen van H. moet bij authentieke akte worden verleden. De voogd, de curator, de getrouwde man, of elk ander die, uit kracht der wet of eener overeenkomst, verplicht is H. te geven, kan daartoe bij vonnis worden genoodzaakt, hetwelk dezelfde kracht zal hebben alsof hij in de H. had toegestemd, en bepaaldelijk zal aanduiden de goederen op welke de inschrijving zal geschieden. De getrouwde vrouw welke bij huwelijksche voorwaarden H. heeft bedongen, kan, zonder de bijstand van haar man, of de machtiging van den rechter, de hypothecaire inschrijving bewerkstelligen en de vereischte rechtsvorderingen daartoe aanleggen. H. kan alleen op tegenwoordige goederen worden gevestigd. Een H. op toekomstige goederen is nietig. Indien echter de vrouw bij huwelijksche voorwaarden het vestigen van H. heeft bedongen, of in het algemeen een schuldenaar zich heeft verplicht aan den schuldeischer H. te geven, kan de man of de schuldenaar worden genoodzaakt aan zijn verplichting te voldoen, door aanwijzing ook van goederen welke hij, na het ontstaan der verbindtenis, mocht hebben verkregen. Een H. is slechts van waarde, in zooverre de som, waarvoor dezelve is toegestaan, zeker en bij de akte bepaald is. Indien de schuld voorwaardelijk of derzelver hoegrootheid onbepaald is, zal de vestiging der H. slechts kracht hebben tot het beloop der geschatte waarde, welke partijen gehouden zijn in de akte op te geven. De schuldeischer kan in geen geval een vermeerdering van H. vorderen, ten ware het tegendeel bedongen of bij de wet bepaald zij. Alle bedingen, bij welke de schuldeischer gemachtigd zou worden om zich het gehypothekeerde goed toe te eigenen, zijn nietig. Het staat echter den eersten hypothekairen schuldeischer vrij om, bij het vestigen der H., uitdrukkelijk te bedingen dat, bij gebreke van behoorlijke voldoening der hoofdsom, of van de betaling der verschuldigde renten, hij onherroepelijk zal zijn gemachtigd het verbonden perceel in het openbaar te doen verkoopen, ten einde uit de opbrengst te verhalen zoowel de hoofdsom als de renten en de kosten.

< >