(gr.) letterlijk: aan de andere zijde van den boreas, d. i. noordenwind, wonende) een fabelashtig volk uit de oudheid, wier legende geheel verbonden is aan plaatsen waar de eeredienst van Apollo bloeide, vooral aan Delphi en Delos, en sedert Hesiodus wordt meestal gewag gemaakt van een verblijf van Apollo gedurende den winter in het land der H. , en van zijn terugkeer vandaar in de lente, alsmede van de aankomst van gezantschappen der H. met offers van den oogst. Het land zelf wordt verondersteld in het uiterste westen of oosten, later (in verband met de afleiding van boreas, zie boven) in het hooge noorden, en het volk wordt afgeschilderd als een volk van gelukzaligen, dat in eeuwigen vrede zijn leven slijt bij opgewekte, ter eere van Apollo aangerechte, offermaaltijden en ziekte noch ouderdomskwalen kent.
Het land der goudbewakende griffioenen en der eenoogige Arimaspen ligt in hun nabijheid. Voor de volken in het uiterste noordoosten van Azië, welke tegenwoordig met den naam van H. worden aangeduid, zie het artikel Menschenrassen.