Gepubliceerd op 14-03-2021

Ziekte

betekenis & definitie

Morbus (in samengestelde woorden: nosos, pathos), een afwijking van het normale maaksel of van de gewone physiologische verrichtingen van één of meer organen. Men kan de ziekten in verschillende klassen indeelen.

Eerstens onderscheidt men van oudsher chirurgische ziekten of uitwendige ziekten, welke uitwendige hulp en mechanische middelen vereischen, en inwendige ziekten, welke door inwendige middelen moeten genezen worden. Van groot belang is het, of een Z. al of niet gepaard gaat met koorts en hiernaar verdeelt men de ziekten in koortsachtige en koortsvrije. Een plotseling opkomende en snel verloopende Z. wordt een acute genoemd; daartegenover staan de chronische ziekten, welke langzaam, sleepend verloopen. Verder verdeelt men de ziekten in typische of rhythmische (ook cyclische en periodische geheeten), gekenmerkt door een regelmatige opvolging van scherp begrensde toestanden of stadiën (tusschenpoozende koorts, typhus, pokken, mazelen, roodvonk, longontsteking enz.) en atypische of arhythmische, welke onregelmatig verloopen, zonder een vooraf bekende opvolging van stadiën (koortsvrije katarrh, rheumatisme, veretteringen enz.). Sommige ziekten, de z.g. intermitteerende, worden gekenmerkt door een langere of kortere pauze, gedurende welke de lijder zich weer gezond gevoelt, terwijl de Z. later weer verergerd t erugkeert, wat men paroxysme noemt. Treedt gedurende het stadium der genezing nog een aanval der ziekte op, dan spreekt men van een instorting of recidive. Sommige ziekten veroorzaken andere ziekten of laten de vatbaarheid daarvoor achter. Een ziekte kan verspreid optreden met hier en daar een geval, waartusschen geenerlei verband bestaat, of zij tast tegelijkertijd op eenzelfde plaats een groot aantal personen aan; in het eerste geval zegt men dat die Z. sporadisch is, in het tweede spreekt men van een epidemie (zie ald.). Sommige ziekten blijven beperkt tot bepaalde plaatsen en komen daarbuiten hetzij nimmer of hoogstzelden voor (b.v. de gele koorts); zoodanige ziekten noemt men endemisch.

De beide uitersten van den afloop eener Z, zijn volle genezing (zie ald.) en de dood (zie ald.). Aan de genezing gaat in den regel een langere of kortere periode van herstel vooraf; dit is een toestand zonder scherpe grenzen, gedurende welke het gevoel van ziek zijn allengs wijkt en de krachten terugkeeren, onderwijl er nog een groote gevoeligheid voor schadelijke invloeden bestaat. Dikwijls ook geneest een Z. onvolkomen en houdt de lijder daaruit groote vatbaarheid voor instorting of dispositie voor andere ziekten over.

Ten allen tijde hebben de geneeskundigen getracht in te dringen in het eigenlijk wezen van het ziek-zijn. Oorspronkelijk beschouwde men een Z. als iets wat het organisme van nature vreemd is, als een opgelegde straf of een toegezonden beproeving, in het algemeen dus als iets waartoe buiten het lichaam wordt besloten en dat buiten het lichaam voorbereid wordt. De tegenovergestelde opvatting ziet in een ziekte een periode in den strijd van het organisme tegen de omringende schadelijke invloeden, waarin deze laatste de overhand hebben. Ook de vraag naar den eigenlijken zetel der ziekten is verschillend beantwoord geworden. Terwijl velen de vochten en sappen (humores) van het lichaam, inzonderheid het bloed, als uitgangspunt der ziekten beschouwden, namen anderen aan dat de vaste deelen (solida), vooral de zenuwen, steeds het eerst worden aangetast. De eersten werden humoraal-pathologen, de laatsten solidaar-pathologen geheeten.

Tegenwoordig wordt in deze vrijwel algemeen de cellulair-pathologie van Virchow gehuldigd, volgens welke alle levensverschijnsenen, ook de ziekelijke, hun zetel hebben in de laatste eenheden van het organisme, de cellen. Volgens deze theorie berusten alle pathologische processen op vervorming of teruggang, op aan verkeerde plaatsen of op verkeerde tijdstippen plaats grijpende herhaling van typische verschijnselen in de cellen of hare producten.

De oorzaken der ziekten, wier onderzoek de taak is van de aetiologie, zijn uiterst talrijk en in vele gevallen nog niet met zekerheid bekend. In het algemeen kan een ziekte aangeboren (zie bij Embryo), van ouders of grootouders overgeërfd (zie Eirfelijke ziekten) of gedurende het leven opgedaan zijn. De omstandigheid, dat sommige schadelijke invloeden, b.v. kouvatten en vochtigheid, als oorzaken van geheele reeksen van ziekten worden opgegeven, toont voldoende aan, dat er op dit punt nog groote onzekerheid heerscht. Vast staat, dat in de meeste gevallen de schadelijke invloeden, die oogenschijnlijk de ziekte veroorzaakten, slechts het uitbreken hebben verhaast, terwijl de ziekte zelf reeds lang door andere schadelijke omstandigheden, als onvoldoende voeding, slechte woning, overmatige inspanning enz., of wel door geërfden aanleg, voorbereid was. Van sommige ziekten (vooral sommige besmettelijke ziekten) zijn de onmiddellijke oorzaken in zooverre bekend, dat men die ziekten kunstmatig kan te voorschijn roepen.

De veranderingen welke een ziek lichaam ondergaat en waaruit de ziekte hoofdzakelijk is te herkennen, noemt men de verschijnselen of symptomen. Deze verschijnselen zijn deels van subjectieven aard, zooals pijnen, gevoel van drukking enz., deels objectief, zooals koorts, percussie- en auscultatieverschijnselen en dergelijke. Het geheel der verschijnselen vormt het ziektebeeld. Om dit te verkrijgen bedient men zich heden ten dage van velerlei instrumenten en hulpmiddelen, men beklopt en beluistert het zieke lichaam (percussie en auscultatie), neemt de temperatuur op, weegt den patiënt, onderzoekt de producten van het ziekteproces en de uitscheidingen met chemische of optische middelen (microscoop, Röntgenstralen) enz. Een volledig ziektebeeld is een eerste vereischte voor het bepalen van den bijzonderen aard der ziekte, voor het stellen van de diagnose. Op de diagnose en de verdere waarneming van de ziekte, die steeds met de grootste zorgvuldigheid moet plaats hebben, moeten de maatregelen steunen, welke ter bestrijding van de ziekte genomen worden, de behandeling of therapie (zie ald.), evenals het oordeel betreffende den vermoedelijken afloop, de prognose. Eindigt de ziekte met den dood, dan besluit de behandeling met de lijkschouwing, zoo noodig met lijkopening (sectie, autopsie, obductie, zie ook Onderzoek, gerechtelijk geneeskundig in dl. VIII pag. 5916).

Het omstandig verhaal van het beloop eener ziekte vormt de ziektegeschiedenis. De behandeling van een ziekte is hetzij causaal (op wegneming der oorzaken gericht), of symptomatisch (hoofdzakelijk gericht op bestrijding der lastige verschijnselen) of eindelijk expectatief (afwachtend). Van groot belang is het dieet van den zieke. Verder bedient de moderne therapie zich van talrijke chemisch werkende zelfstandigheden (medicamenten, artsenijen) en van allerlei physische en mechanische middelen: electriciteit (zie Electrotherapie), massage (zie ald.), heilgymnastiek (zie dit art. in het Supplement), baden, injecties (zie ald.), inhalaties (b.v. van samengeperste lucht), verbanden van allerlei aard, orthopaedische apparaten, operatiën. De meeste ziekten of ziektegroepen (b.v. Gas-inademingsziekten, Baarmoederziekten, Gewrichtsziekten enz.) zijn uitvoerig behandeld in afzonderlijke artikelen.

Op de vraag, welke ziekten hier te lande het meest een doodelijken afloop hebben, geeft onderstaand algemeen overzicht van de sterfte naar de doodsoorzaak (volgens de nieuwe nomenclatuur) een antwoord: