naast Homerus de oudste griek- sche dichter, van wien werken bewaard zijn gebleven, volgens het oordeel der ouden de vader en hooldvertegenwoordiger van het didactische, zooals Homerus van het heroïsche epos, leefde ongeveer omstreeks het begin der olympiaden (776 v. Chr.) en was geboortig uit Ascra in Beotië, waarheen zijn ouders uit Cyme in Azië getrokken waren.
Na den dood van zijn vader geraakte hij met zijn broeder Perses over het vaderlijk erfdeel in een twist, die, door de onrechtvaardige uitspraak der omgekochte rechters, te zijnen nadeele beslecht werd; uit misnoegen hierover verliet hij zijn vaderland en vestigde zich, naar het schijnt, te Naupac- tus. Hij moet te Oeneum in Locris vermoord, doch zijn gebeente, op bevel van het delphische orakel, naar het beotische Orchomenus overgebracht zijn. Ook zijn werken moeten, evenals die van Homerus, reeds vroegtijdig omgewerkt en uitgebreid zijn. Van de drie bewaardge- blevene zijn ontwijfelbaar echt, ten minste in hun hoofdbestanddeel, de zoogenaamde Werken en Dagen, met mythen, fabels en spreuken doorweven vermaningen tot zijn broeder (die na verkwisting van zijn erfdeel, hem met een nieuw proces bedreigde), om van zijn ongerechtigheden af te zien en zich door eerlijken arbeid een nieuw vermogen te verwerven, en aanwijzingen omtrent landbouw, veefokkerij, scheepvaart enz. en de voor verschillende werkzaamheden geschikte dagen. Om zijn moreelen inhoud werd het gedicht door de ouden hoog geschat. In hoofdinhoud eveneens van H. afkomstig is de Theogonie, een poging om de in verschillende streken van Griekenland gangbare voorstellingen omtrent het ontstaan der wereld, de afkomst en den strijd der oude en nieuwe góden, in een soort van systeem onder te brengen, een half poëtisch, half phi- losofisch leerdicht, naast de homerische gedichten de hoofdbron voor onze kennis der oude grieksche wereldbeschouwing en godenleer.
Het derde, onder zijn naam bewaard gebleven gedicht, Het Schild van Heraeles, wordt reeds door de oude grieksche critici terecht niet aan hem toegeschreven; het behelst een schildering van het schild van Heraeles, een zwakke navolging der homerische beschrijving van het schild van Achilles, als omlijsting dienend voor den strijd van den held met Cycnus; de inleiding wordt gevormd door een aantal verzen, welke waarschijnlijk aan een verloren gedicht van H. ontleend zijn: een opsomming (catalogus) der heroïnen, die door góden de voormoeders waren van vorstelijke geslachten. Bij H. treedt de wijze van voorstelling tegenover de didactische gedachte op den achtergrond, waarom dan ook zijn dichtwerk meestal de frischheid, de phantasie en de naïveteit der homerische gezangen mist. Van de Werken en Dagen verscheen een keurige nederlandsche vertaling door Van Lennep; terwijl de gezamenlijke gedichten van H. o. m. in het duitsch vertaald zijn door J. H. Voss (Heidelberg 1806).