ook glasharmonica geheeten, een door Benjamin Franklin in 1763 uitgevonden muziekinstrument met metaalachtigen, smeltenden toon, dat bestaat uit glazen kommen of klokken, welke naar toonhoogte op een rol of spil bevestigd zijn en met natgemaakte vingers bespeeld worden. Ook heet aldus een kinderspeelgoed, bestaande uit een aantal, op twee onderleggers bevestigde, gestemde glazen of metalen plaatjes welke met een hamertje worden aangeslagen.
Handharmonica (klavierharmonica), muziekinstument met een klavier dat met de eene hand wordt bespeeld, terwijl de andere den blaasbalg in werking houdt, waardoor de lucht stalen veeren in trilling brengt; een soort van handharmonica is ook het accordion of accordeon (zie ald.). Mondharmonica, een soort van mondtrom met 4 tot 10 toongaten, waarin diatonisch gestemde stalen pennetjes of tongetjes zijn, welke door blazen en zuigen in trillende beweging worden gebracht. Voorts heeft men nog staalharmonica’s en strijkharmonica’s (zie ald.). Chemische harmonica is de naam van een in 1777 door Higgins uitgevonden instrument tot het voortbrengen van tonen, dat bestaat uit een kleine gasvlam (van waterstof, lichtgas, koolwaterstof, kooloxyd of zwavelwaterstof) en een loodrecht daaroverheen gestolpte buis (of pijp). Er wordt alleen dan een toon voortgebracht wanneer de vlam zich op zekere hoogte binnen de buis bevindt en hij is altijd een van die welke dezelfde luchtkolom voortbrengt wanneer zij op andere wijze in trilling wordt gebracht; hij wordt door het verlengen, het geheel of gedeeltelijk afsluiten der buis op dezelfde manier gewijzigd als bij aanblazing, en wanneer men in plaats van een buis een fluit neemt, waarvan men het mondgat dichtgemaakt en den dop uitgenomen heeft, kan men met de vlam melodieën blazen. De luchttrillingen, welke in de chemische H. den toon voortbrengen, worden opgewekt doordien de waterstof de zuurstof der toestroomende lucht niet gelijkmatig, maar als bij stooten, evenals het haardvuur bij flinken trek, doch in veel sneller tempo, verteert.
Na elke verbranding verzamelen zich dus kleine hoeveelheden waterstof en verbinden zich plotseling onder ontploffing met de nagestroomde zuurstof. Deze ontploffingen volgen uiterst snel op elkander en brengen met den ongelijkmatigen luchtstroom de trillingen voort. Is deze verklaring juist, dan zouden er afwijkingen aan de vlam te onderkennen moeten zijn, terwijl zij schijnbaar rustig brandt. Laat men echter naar het voorstel van Wheatstone (1834) vóór de vlam een kubus ronddraaien, waarvan de vier verticale zijden met spiegelglas belegd zijn, dan ziet men inderdaad een lichtend beeld, dat eenigszins op een grove zaag met zeer lange tanden gelijkt. Tusschen de lichtende tongen zijn donkere tusschenruimten, welke op de achtereenvolgende ontploffingen wijzen. Een in de nabijheid der chemische H. verwekte muzikale toon, welke met dien der harmonica nagenoeg overeenstemt of een octaaf hooger is, oefent volgens Schaffgotsch (1857) op de trillende luchtkolom in de buis zulk een machtigen invloed uit, dat de vlam in levendige beweging komt en bij voldoende sterkte van den toon uitdooft.