Gepubliceerd op 23-02-2021

Klavier

betekenis & definitie

clavier, muz., algemeene benaming voor snaarinstrumenten, welke door toetsen in trilling worden gebracht. De oudst bekende vorm van het klavier is het clavichordium, dat omstreeks 1300 ontstond uit de vereeniging van het monochord en het hakkebord en uit een kastje bestond in den vorm van een rechthoek, bespannen met niet minder dan 20 snaren, die men door middel van koperen en houten staafjes deed trillen.

Tegen het einde der 15de eeuw verving men deze staafjes door ravenpennen en kwam de naam spinet voor het instrument in gebruik, daar gemelde pennen op doornen geleken. Naast het spinet kreeg men toen ook het virgniaal, in vorm er mede verschillend, een grooter instrument, het harpichord, dat veel sterker van toon was, en het clavicymbalum dat een krachtigen en toch liefelijken toon en een driehoekigen vleugelvorm had. In het begin der 18de eeuw kwam een Italiaan, Bartolomeo Gristofari, op het denkbeeld om de snaren te doen aanslaan door hamertjes in plaats van hen fe doen tokkelen door pennen; in 1711 vervaardigde hij de eerste piano, Gravicembalo col piano forte, die door Schroeter en Silbermann eenige verbetering onderging en circa 1767 den naam piano forte ontving, toen zij in het orkest van „Covent Garden” te Londen, werd in gebruik genomen.

< >