Gepubliceerd op 17-02-2021

Hand

betekenis & definitie

(Manus)y het onderste gedeelte der bovenste ledematen. Men onderscheidt daaraan drie afdeelingen; die welke onmiddellijk op den voorarm volgt heet handwortel (carpus), en vormt met het benedeneinde van den voorarm een bewegelijk gewricht; de tweede afdeeling, die welke op den handwortel volgt en de handvlakte uitmaakt, heet middelhand (metacarpus); de vingers (digiti) zijn de derde afdeeling (vergelijk de afbeelding bij Beenstelsel en die bij Arm).

Het geraamte van de hand bestaat uit 27 kleine beentjes, van welke 8 in den handwortel, 5 in de middelhand en 14 in de vingers voorkomen. De 8 min of meer dobbelsteenvormige handwortelbeentjes (ossa carpi) zijn geplaatst op twee achter elkander gelegen rijen van elk 4 beentjes; de, bovenste rij, bestaande uit het scheepvormig, halvemaanswijze, driehoekig en erwtebeentje, is verbonden met den voorarm; de onderste rij, bestaande uit het groote en kleine veelhoekig, het hoofdvormig en haakvormig beentje, is verbonden met de middelhand. De beentjes van beide rijen zijn door korte, sterke banden onderling zoo vast verbonden, dat zij in zekeren zin tezamen slechts een enkel beenstuk vormen; de gewrichten tusschen beide rijen en tusschen de bovenste rij en den voorarm zijn zoo ingericht, dat het eene gewricht de beweging der uitgestrekte hand naar beneden en naar boven, het andere de beweging naar ter zijde mogelijk maakt. De draaiing der hand om haar as komt uitsluitend tot stand door den voorarm. De handwortelbeentjes vormen een naar de holte der hand geopenden boog, waaroverheen een breede band (ligamentum carpi transversum) is gespannen, onder welken de peezen der buigspieren verhopen. De middelhandbeentjes (ossa metacarpi) zijn eigenlijk niet anders dan de eerste rij van vingerkootjes; 4 ervan zijn onderling tamelijk vast en onbewegelijk verbonden; het vijfde, het middelhandbeentje van den duim, verbonden met het groot veelhoekig handwortelbeentje, laat een zoo groote vrijheid van beweging toe, dat de duim tegenover de andere vingers kan worden gebracht; hierop berust de geschiktheid der hand tot grijpen en aanvatten.

De duim, in welks krachtige ontwikkeling en zelfstandige bewegelijkheid de grootere voortreffelijkheid ligt van de menschenhand boven alle overige dergelijke werktuigen in het dierenrijk, heeft slechts twee leden, terwijl de overige vingers (zie ald.) drie leden hebben. Alle beentjes van de hand zijn door banden onderling verbonden, en tusschen die welke bewegelijk zijn verbonden, bevinden zich bovendien nog kapselbanden (zie Gewricht).De talrijke spieren die de hand en de vingers bewegen, liggen voor het meerendeel aan den voorarm, en slechts weinige liggen aan de hand zelf. De buigers ontspringen aan de binnenzijde, aan de zijde die in een lijn ligt met de handholte; de strekkers daarentegen aan de buitenzijde van den voorarm; de vingers worden bewogen door gemeenschappelijke spieren, de wijsvinger daarenboven nog door een bijzonderen strekker, en duim en pink elk nog door een aantal, voor een deel in de handpalm gelegen spieren, waardoor zij een bijzondere bewegelijkheid bezitten. De vingers zelf bevatten geen spieren, maar slechts pezen en bestaan slechts uit deze pezen, de kootjes, de huid en het vet met de bijbehoorende zenuwen en vaten. De hand wordt door twee slagaderen (spaakbeen- en elleboogslagader) van bloed voorzien en talrijke aderen voeren het bloed weer af. De huid der hand is rijk aan gevoelszenuwen, die aan de vingertoppen van bijzondere, vooral eind-organen, de tastlichaampjes, voorzien zijn (zie Gevoel). In de huid der laatste vingerleden, in een soort van ondiep zakje, ligt de wortel van den nagel; de nagel geeft het eindlid der vingers, dat slechts een kort beentje bevat, een groote mate van stevigheid.

De hand is het kunstigste werktuig dat bestaat en de rnensch handhaaft zijn hooge positie in de natuur wezenlijk slechts door haar. Als werktuig om aan te grijpen, te betasten en bewegingen uit te voeren wordt zij door geen enkel werktuig in de natuur overtroffen, in vlugge, gemakkelijke bewegelijkheid en buigzaamheid staat zij bovenaan, en in gevoeligheid voor gewaarwordingen gaat slechts de spits der tong haar te boven.