Gepubliceerd op 17-02-2021

Gewricht

betekenis & definitie

of geleding (Artieulus, Articulatio), die vorm van beenverbinding, bij welke twee of meer beenderen met aan elkander beantwoordende en met kraakbeen overtrokken vlakken elkander raken en door banden derwijze bijeen gehouden worden, dat zij ten opzichte van elkander van stand kunnen veranderen, zich kunnen bewegen.

De gewrichten zijn voor de verrichtingen van het menschelijk en dierlijk lichaam van bijzonder groote beteekenis, daar door hen de wondervolle verdeeling in leden en de vrije bewegelijkheid van het lichaam tot stand komt. Aan elk G. onderscheidt men eerstens de beenige eindvlakken of gewrichtseinden (superficies articidaris), waarvan het eene vlak gewoonlijk meer of minder bolvormig, het andere meer of minder uitgehold is, terwijl beide bekleed zijn met een gladde veerkrachtige laag kraakbeenzelfstandigheid en bovendien nog door eene in het G. zelf afgescheiden taaie, kleverige, eiwitachtige vloeistof, het gewrichtssmeer (synovia) ten allen tijde glibberig gehouden worden, zoodat zij gemakkelijk tegen elkander kunnen glijden; verder den z.g. kapselband (ligamentum capsulare), zijnde een vaste, zenuwrijke, vliezige zak, die beide eindvlakken omsluit en eene tusschen deze eindvlakken gelegen, aan alle zijden gesloten holle en luchtdichte ruimte, de gewrichtsholte, begrenst; en eindelijk de z.g. gewrichtsof bijkomende banden (ligamenta accessoria), platte, zenuwrijke strengen, die buiten de gewrichtsholte in verschillende richting van het eene beenstuk naar het andere gaan en deels bestemd zijn de bewegelijkheid van het G. te beperken, deels de verbinding helpen bevestigen. De kapselband is aan zijn binnen-, naar de gewrichtsholte toegekeerde zijde bekleed met een dun, sereus vlies, het synoviaalvlies (membrana synovialis), hetwelk het zoo even genoemde gewrichtssmeer afscheidt en in vele gewrichten ook nog een aantal plooien en vlokachtige voortzettingen, de z.g. gewrichtsof synoviaalvlokken (villi synoviales) vormt, die zich in de gewrichtsholte uitstrekken en tot opvulling daarvan en tot vermeerdering der veerkracht van het G. dienen. Vele gewrichten bevatten bovendien nog bijkomende beenstukjes, de z.g. tusschenstukken (cartilagenes interarticulares), vrije, slechts aan den kapselband bevestigde beenschijfjes, die de ledige ruimten tusschen de eindvlakken der gewrichtsbeenderen opvullen, meer of minder ver in die ruimte indringen en zoodoende de stevigheid der gewrichtsvereeniging verhoogen.

De mate van bewegelijkheid van een G. hangt in het algemeen af van de gesteldheid en de grootte der beenstukken die het samenstellen. Een over een groote oppervlakte met een ander verbonden beenstuk kan niet eenzelfde mate van bewegelijkheid bezitten als een beenstuk dat slechts met een klein vlak een ander beenstuk raakt. Verder wordt nog de vrije bewegelijkheid vermeerderd of verminderd door de gedaante der eindvlakken en door de grootere of geringere veerkracht en meegevendheid der gewrichtsbanden en de over het G. heenloopende spieren. Bovendien is ook de druk der atmospheer voor het functioneeren van de gewrichten van beteekenis; zoo blijkt, na doorsnijding van alle omgevende weeke deelen met inbegrip van den kapselband, de enkele luchtdruk voldoende om de gewrichtsvlakken in contact en zoodoende de daartoe behoorende. skeletdeelen in samenhang te houden; zelfs speelt de luchtdruk in het bijeenhouden van de gewrichtsvlakken bij de meeste gewrichten de hoofdrol: als ’t G. werkt overtreft de door den luchtdruk uitgeoefende kracht aanmerkelijk de krachtsinspanning van het lichaam zelf; zoo wordt b.v. het loopen vergemakkelijkt, doordat de convexe kop van het dijbeen zoo nauwkeurig en luchtdicht in de concave kom van het heupbeen past, dat beide vlakken, zonder eenige medewerking van banden of spieren, door den blooten luchtdruk vast tegen elkander gehouden worden en het gewicht van het been, bij elke slingerschommeling van dit laatste door de atmospheer als het ware gedragen wordt, zonder eenige krachtsinspanning van het lichaam.

Naar den aard der bewegelijkheid pleegt men de volgende vormen van gewrichten te onderscheiden:

1) vrije of bolgewrichten,

arthrodiae, die beweging in elke richting veroorloven; wordt daarbij het bolvormige uiteinde van het eene beenstuk geheel door de eindelingsche gewrichtsgroeve van het andere omvat, zoadat de kop geheel in de kom besloten ligt, gelijk dit bij het heupgewricht het geval is, zoo wordt het geheel een komgewricht, enarthrosis, geheeten;

2) hoek- of scharniergewrichten

ginglymi, welke slechts een buigende beweging in ééne richting veroorloven, als b.v. het elleboogsg., de vingeren teengewrichten;

3) rol- of draaigewrichten

rotationes, bij welke een beenstuk zich om een tweede of om zijn eigen as draaien kan, als b.v. de atlas om het tanduitsteeksel van den tweeden halswervel, of de ellepijp om haar as;

4) onvolkomen gewrichten

amphiarthroses, wier beeneinden door strak gespannen banden zoo vast worden bijeengehouden, dat zij slechts weinig verschuifbaar en dus in geringe mate bewegelijk zijn, gelijk dat bij de hand- en voetwortelgewrichten het geval is.

Bij beenbreuken ontstaat niet zelden een valsch of onnatuurlijk G. (schijngewricht, pseudarthrosis), n.l. dan wanneer de beide breukeinden ingevolge stoornissen in het heelingsproces niet door beenzelfstandigheid weer met elkander vergroeid zijn, maar door een vezelachtige tusschenmassa los en eenigszins bewegelijk zijn aaneengevoegd; in zulke gevallen ontstaat er eene aan het natuurlijk gewricht gelijkvormige beenverbinding, die echter, doordat zij de bewegelijkheid naar een onnatuurlijke plaats brengt, het G. van zijn normale stevigheid berooft, de bruikbaarheid van het aangedane lichaamsdeel aanmerkelijk vermindert en daarom een operatief ingrijpen wenschelijk maakt; men pleegt dergelijke valsche gewrichten onder nauwlettende antiseptische voorzorgsmaatregelen te openen en de oude breukvlakken weer bloot te leggen en met zilverdraad of ivoorstiften te hereenigen, waarop dan gewoonlijk een beenachtige vergroeiing der beide vlakken en daarmede genezing der pseudarthrose volgt.

Van een nieuw G. (nearthrosis) spreekt men, wanneer na ontwrichtingen de ontwrichte beenkop, niet in zijn kom teruggebracht, door zijn gedurige drukking en door ingetreden beenwoekering in de omgeving, een indruk en allengs een meer of minder sterke .verdieping heeft doen ontstaan aan de plaats waar hij zich toevallig vastzette, waardoor een zekere gelijkvormigheid met een natuurlijke gewrichtsholte is ontstaan en het ontwrichte lichaamsdeel ook een zekere bewegelijkheid heeft teruggekregen.

Een kunstmatig G. (articulus artificialis) eindelijk noemt men elke bewegelijke beenverbinding, die langs operatieven weg aangebracht is, ten einde een door pathologische processen ontstane beenige vergroeiing van normale gewrichtseinden weder op te heffen. Dit is de taak der arthroplastiek. Zie ook Beenstelsel, dl. I, pag. 798 v.v.

Gewrichtsziekten De gewrichten zijn onderhevig aan allerlei ziekten, in veel grootere mate dan de beenderen zelf (zie Beenziekten). Dewijl zoodanige ziekten lichtelijk blijvende stijfheid van het gewricht en zoodoende blijvende gebrekkigheid tengevolge kunnen hebben en daarenboven aanleiding kunnen geven tot allerlei gevaarlijke stoornissen in de gewrichten zelve en in hun omgeving, vorderen de G. steeds een uiterst zorgvuldige behandeling. De G. beginnen in den regel onder de symptomen van gewrichtsontsteking en ontstaan hetzij tengevolge van traumatische oorzaken (val, slag, snede, schot, kwetsuur, verstuiking, ontwrichting) of door rheumatische invloeden (gewrichtsrheumatisme), of wel door zenuwaandoeningen (gewrichtsneurose), of eindelijk tengevolge van chronische ziekten, als jicht, scruphulose en syphilis. Chronische G. hebben dikwijls ophoopingen van vloeistoffen binnen de gewrichtsholte (gewrichtswaterzucht) of stijfheid der gewrichten tengevolge. Bij alle G. behoeft het gewricht in de eerste plaats rust, en derhalve moeten van de zijde des lijders alle bewegingen daarin zorgvuldig vermeden, moet het gewricht zelfs door verbanden onbewegelijk gemaakt worden. Soms bevinden zich in de gewrichten nieuw gevormde lichaampjes, woekeringen van bind- en kraakbeenweefsel, die in de gewrichtsholte dringen of daarin vrij ronddrijven; men noemt ze gewrichtsafzetsels, en treft ze het meest in het kniegewricht aan.

Geraken ze bij hun bewegingen tusschen de geledingsvlakten der beenderen, dan veroorzaken ze hevige pijn, daarbij de onmogelijkheid om te gaan of zelfs het vallen van den lijder, wanneer ze zich in het gewricht der beenen bevinden. Deze gewrichtsafzetsels zijn alléén door opening der gewrichtsholte, hetgeen steeds een moeitevolle operatie is, te verwijderen. Wijken de met elkander verbondene beenderen van een gewricht van hun gewonen stand ten opzichte van elkander af, dan noemt men dit een ontwrichting (luxatie), en wel een volkomene, als de beenderen met hunne gewrichtsvlakteii zich volkomen van elkander verwijderd hebben, eene onvolkomene (snhluxatie), als de geledingsvlakken elkander nog gedeeltelijk aanraken. Bij de verstuiking (distorsie) worden de geledingsvlakken met geweld, doch slechts voor een oogenblik, van elkander verwijderd, zoodat het gewricht onmiddellijk weder in orde komt, doch zeer licht uitzetting, verscheuring, verwonding en bloeding van een. zijner bestanddeelen kan achterlaten. Bij verstuikingen, welke zich daardoor van ontwrichtingen onderscheiden, dat de patiënt onmiddellijk na het ongeval het gelid weder tamelijk goed bewegen kan, hetgeen bij de ontwrichting onmogelijk is, wachte men zich vooral voor het zoo geliefkoosde uittrekken van het lid, dewijl juist hierdoor de gevolgen der verstuiking gevaarlijk kunnen worden. Bij ontwrichting zoeke men steeds deskundige hulp bij een heelmeester, en vertrouwe zich niet. aan onwetenden.

Behoorlijk hersteld is het gewricht eerst dan, wanneer alle normalebewegingen van het gelid vrij en zonder pijn kunnen uitgevoerd worden. In tijd van nood zou de leek de herstelling kunnen beproeven door het lid eerst te trekken in de richting waarin het staat, en vervolgens, wanneer het daardoor bewegelijk is geworden, snel in zijne gewone plaatsing terug te brengen. De gewrichtsbreuk kan men daardoor herkennen, dat, na inwerking van een uitwendig geweld (val, slag), het getroffen deel volstrekt niet. meer door den wil te bewegen is, bij de poging daartoe hevige pijn veroorzaakt, zich. bewegelijker dan gewoonlijk laat aanvoelen,, slap naar beneden hangt, en een knettering (crepitatie) laat waarnemen, wanneer men de einden der beenbreuk langs elkander heen en weêr beweegt. Men trachte, zoolang de heelmeester nog niet is aangekomen, het gebroken lid, zoo goed het kan, in zijn natuurlijke ligging te behouden, en wende op de verwonde plaats koude (koud water, sneeuw of ijs) aan.

Verwondingen komen door slag of stoot, door steken, snijden, houwen, kneuzen, schieten tot stand. Het zijn altijd ernstige aandoeningen die zwaardere gevolgen kunnen hebben, naarmate het lijdende gewricht grooter is. In enkele gevallen van verwonding door steken bemerkt men bijna geen verschijnselen en de genezing geschiedt zonder tegenspoed in 8 tot 14 dagen. In verreweg de meeste echter ontstaat ontsteking en verettering van het gewricht. Een zeer slechten naam hebben reeds van ouds de geschoten wonden, en eerst in den laatsten tijd is de vrees voor hare gevolgen, door de betere resultaten der antiseptische behandeling, een weinig minder geworden.

Gewrichtsontsteking (Arthritis)

De ontsteking der gewrichten en hunne naaste omgeving levert ten opzichte van hare anatomische eigendommelijkheden, hare intensiteit, haar klinisch verloop en haar gevolgen de grootste verschillen op, al naar dat alleen het gewrichtsslijmvlies, of de been- of kraakbeenzelfstandigheid, of de gewrichtsbanden, of al deze deelen tezamen door de ontsteking worden aangedaan. In het algemeen worden de gewrichtsontstekingen veroorzaakt door verwondingen, vermoeienis, doornat worden, infectieziekten enz.

Het kniegewricht wordt van alle gewrichten het veelvuldigst aangetast. De algemeene verschijnselen zijn de volgende: onder koortskoude ontstaan in een gewricht brandende pijnen; het gewricht zwelt op, de opperhuid wordt ter plaatse rood en abnormaal warm, drukking en beweging zijn zeer pijnlijk. Na ongeveer acht dagen worden de ontstekingsverschijnselen minder en het gewricht wordt weder normaal, of er blijft voor langen tijd eene zwelling bestaan. Gaat het gewricht etteren, dan is de koorts zeer hevig, en herhaalt zich de aanval van koortskoude. Het weefsel om het gewricht gaat langzamerhand over eene groote uitgestrektheid zwellen. In korten tijd nemen de ledematen tengevolge van verwoesting van gewrichtsbanden verkeerde richtingen aan, daar zij naar de wet der zwaartekracht naar de eene of andere zijde gaan overhellen.

Wat vooreerst de behandeling der ontsteking aangaat, bij elke pijnlijkheid van een gewricht geve men het door ligging en verband rust en wrijve het met grijze zalf. Dikwijls, vooral bij knie en heup, is eene licht gebogen houding de meest gemakkelijke. Men kan deze houding aan het lid geven door ondergeschoven kussens of onder een hoek aan elkander gevoegde planken; vooral lette men er op, dat elk gedeelte van het lid ondersteund worde. Zijn de pijn en de zwelling belangrijk, dan doen plaatselijke bloedonttrekking (8—12 bloedzuigers) en koude veel goed. Ontstaat ettering, dan is geneeskundige hulp niet te ontberen. De nieuwere geneeskunde heeft goede resultaten verkregen van de opening der zieke gewrichten, gepaard met uitspoeling met carbol (1/2—1 : 100).

Wordt al de bewegelijkheid niet hersteld, toch bereikt men menigmaal, dat de elkaar aanrakende beeneinden met elkaar vergroeien; is het lid dan stijf, het is ten minste behouden. Om een bruikbaar onderste lid te behouden, moeten de deelen echter in rechte lijn aan elkaar groeien, en men moet dus bij verettering de licht gebogen houding door de gestrekte vervangen. Met het oog op de overgroote verscheidenheid der ontstekingsgevallen in de gewrichten onderscheidt men een vijftal hoofdvormen daarvan:

1) de acute eenvoudige of sereuse gewrichtsontsteking (Synovitis acuta serosa), wier zetel gewoonlijk het synoviaal of gewrichtsvlies (zie boven) is en die met een zekere voorkeur de groote geledingen, met name de knie-, heup-, schouder-, voet- en elleboogsgewrichten aantast;
2) de acute etterige gewrichtsontsteking (Synovitis acuta puridenta), ook wel gewrichtsempyeem of gewrichtsettering (Arthrcpyösis, Psyarthrosis), deze ontwikkelt zich veelal door achteloosheid of verwaarloozing uit de vorige;
3) de chronische sereuse gewrichtsontsteking (Synovitis chronica serosa), meest de voorloopster van gewrichtswaterzucht;
4) de chronische misvormende gewrichtsontsteking (Arthritis chronica deformans of Maluin articulorum senile), een uiterst langzaam verloopende gewrichtsziekte, die voornamelijk bij ouden van dagen optreedt en allerlei misvormingen te voorschijn roept, in den regel vergezeld van belangrijke functie-stoornissen; zij komt meer bij mannen voor dan bij vrouwen; over hare oorzaken is weinig met zekerheid bekend;
5) de chronische fungeuse gewrichtsontsteking (Arthritis chronica fungosa of Arthrocace), een boosaardige gewrichtsziekte, bij welke de binnenvlakte van het gewrichtsslijmvlies met zwamachtige, gaandeweg het geheele gewricht verwoestende granulaties overdekt wordt; zij is van tuberkuleusen aard.

Gewrichtsrheumatisme (Rheumatismus articulorum, Rheumarthritis). Hieronder verstaat men eene ontstekingachtige zwelling van meerdere gewrichten, die met hooge koorts en hevige pijn verloopt. Wordt het eene gewricht dunner en keert het weder tot den norm terug, dan wordt een ander aangedaan, en het genezene kan telkens opnieuw pijnlijk worden. Dit afwisselend aangedaan worden spreekt er duidelijk voor, dat het geen plaatselijk, doch een algemeen lijden is en dat eene in het bloed rondgaande infectiestof nu eens hier, dan weder daar hare werking openbaart. Daarnevens vormen de sterk zure urine, die een roodachtig bezinksel, als fijngewreven roode steen, heeft, de herhaalde afwisseling van beterschap en verergering, de kenmerkende verschijnselen der ziekte en het voornaamste gevaar bestaat daarin, dat een lange duur bijna met zekerheid eene ziekte van het hart en zijne klepvliezen ten gevolge heeft. Deze ziekte komt over de geheele aarde verspreid voor, in de tropen zoowel als in de gematigde luchtstreek.

Alle personen kunnen er door worden aangedaan en hoewel de meeste gevallen tusschen 15 en 40 jaar voorkomen, zijn toch ook andere bekend tot zelfs bij kinderen beneden het tweede levensjaar. Menschen, die in gematigde gewesten aan gewrichtsrheumatisme geleden hebben, doen goed, alvorens naar de tropen te vertrekken, zich geneeskundig te doen onderzoeken, daar bij bestaan van hartgebreken een verblijf in de tropen bepaald is af te raden. Tot voor weinige jaren stond men geheel machteloos tegenover het gewrichtsrheumatisme. Men moest de patiënten niettegenstaande hun pijnlijken toestand aan hun lot overlaten en was ternauwernood in staat de verschijnselen te matigen. Een groote verdienste van den nieuwer en tijd is het, dat men in het salicylzuur een middel gevonden heeft, dat hiertegen even specifiek is als de chinine tegen de moeraskoortsen. Men geeft inwendig of zuiver salicylzuur of salicylzuur natron.

De gewrichten worden met olie ingewreven en in watten gewikkeld. Men kan ze ook met jodium bestrijken of een waterverband aanleggen. (Een achtdubbel compres eerst nat gemaakt en daarna uitgewrongen wordt bedekt met een stuk gewaste taf of andere ondoordringbare stof en het geheel bevestigd met flanellen windsels). Af en toe wrijven of massage der gewrichten zal ook nuttig zijn en later zoo mogelijk electriciteit. Voor koortsdiëet, behoorlijke ontlasting, en als de eetlust terugkeert, voor krachtig voedsel moet gezorgd worden.

Chronisch gewrichtsrheumatisme ontwikkelt zich in sommige gevallen uit het bovenbeschreven lijden, in andere treedt het onmiddellijk als zoodanig op. Meestal is het een gevolg van koude vatten, vooral van het verblijf in koude, vochtige en tochtige lokalen. Enkele gewrichten zijn hierbij langen tijd, soms maanden en jaren de zetel van voortdurende pijnen, die vermeerderen bij druk en vooral bij bewTeging, terwijl dikwijls vooral des avonds de pijnen plotseling stijgen. Somtijds is het gewricht zeer gezwollen, in andere gevallen ontbreekt deze zwelling. Wrijven, massage (in Oost-Indië bekend onder den naam van pidjit) en waterverbanden zijn in verbinding met warme baden, van 35—37° C. het meest werkzaam. Na het bad moeten de zieken voor koude vatten bewaard worden, het best is ’t na het bad een tijd lang zich in een wollen deken te wikkelen.

Nog een ander gewrichtslijden is -bij de leeken bekend onder den naam van gewrichtsrheumatisme of knokkeljicht. Dit lijden begint steeds op lateren leeftijd en bestaat in eene vernietiging van het kraakbeen, dat de gewrichtsuiteinden der beenderen bedekt. In het begin der ziekte klagen de lijders over pijn in de aangetaste gewrichten, die gewoonlijk dragelijk is. Vooral bij beweging worden de pijnen erger. De zieke gewrichten zijn steeds dikker, door verdikking der gewrichtseinden en daardoor misvormd. Het meest worden handen en voeten aangedaan, doch ook alle andere gewrichten, zelfs van de wervelkolom, kunnen aangetast worden en daardoor ontstaat eene misvorming, die men aanduidt als „krom van de rheumatiek.” Worden de pijnlijke gewrichten niet gebruikt, dan verstijven deze en de lijders zijn ten laatste niet meer in staat zich te bewegen.

Dit lijden kan wel voor eene poos tot stilstand komen, doch geneest nooit en de misvormingen zijn blijvend. Het eenige wat men er tegen doen kan, is het bestrijken der gewrichten met jodiumtinctuur en het nemen van warme baden. Steeds vordere men van de lijders de pijnlijke gewrichten niet te laten rusten, om zoodoende verstijving te voorkomen. Enkele malen is alleen het heupgewricht aangedaan en het lijden is dan bekend als heup jicht.

Men deelt de rheumatische gewrichtsziekten in ruimeren zin in meerdere groepen, die zich door haar ziektekarakter, zetel en verloop, alsmede door hare verschijnselen en complicaties wezenlijk van elkander onderscheiden: 1) het acute koortsachtige gewrichtsrheumatisme, vliegende jicht (Rheumatismus articulorus acutus, Polyarthritis acuta), 2) het acute koortslooze gewrichtsrheumatisme (Monarthritis acuta rheumatica), 3) het chronische gewrichtsrheumatisme Rheumatismus articulorum chronicus, (Rheumarthritis chronica).

Stijfheid der gewrichten ankylose of anchylosis, een der gevolgen van gewrichtsontsteking, komt tot stand hetzij door een volkomen vergroeiing der gewrichtsvlakken met beenzelfstandigheid (ware of beenige ankylose, gewrichtsvergroeiïng), of, wat veelvuldiger het geval is, door een verdikking of inkrimping van den kapselband en de naburige banden en spieren, die alsdan het gewricht als een stijf hulsel omgeven en het in zijn vrije bewegelijkheid belemmeren (z.g. valsche of onvolkomen ankylose). Wanneer het stijve gewricht een hoekigen stand heeft aangenomen noemt men de ankylose ook wel contractuur. Terwijl de beenige verwassingen der gewrichtsvlakken onderling niet dan door ingrijpende operaties en zelfs door deze nog niet altijd heelbaar zijn, kan de onvolkomen ankylose door doelmatige passieve en actieve bewegingen of door regelmatige strekking en buiging door middel van mechanische apparaten in de meeste gevallen zoo goed als geheel worden overwonnen. Bij de behandeling van gewrichtsziekten is het steeds van groot belang, het tot stand komen van stijfheid zooveel mogelijk te verhoeden, waartoe in de eerste plaats een doelmatige ligging van het gewricht tijdens de ziekte en verder het ter rechter tijd voorzichtig bewegen van het gewricht vereischt wordt.

Gewrichtsneurose hysterische gewrichtspijn, gewrichtsneuralgie (Arthroneuralgia), een eigendommelijke, bijzonder veelvuldig in het heup- en kniegewricht voorkomende gewrichtsaandoening, die in den regel eenvoudig zonder meer als pijn optreedt, zonder dat zich een anatomische verandering van het gewricht als oorzaak van die pijn laat aanwijzen; zij kan ook uitwendig oogenschijnlijk het voorkomen eener zware gewrichtsontsteking aannemen, terwijl zij in haar wezen op geenerlei plaatselijke ongesteldheid berust, en louter als een zenuwaffectie is te beschouwen. Deze ziekte, die inzonderheid voorkomt bij hysterische, bloedarme, nerveuse meisjes en vrouwen der hoogere standen, bij uitzondering ook bij overigens oogenschijnlijk gezonde mannen, treedt op met uiterst heftige, borende of stekende pijnen in het aangedane gewricht en krampachtige samentrekkingen der omgelegen spieren; deze spiertrekkingen kunnen dikwijls reeds door een zachte aanraking der huid te voorschijn worden geroepen en hebben gewoonlijk opvallende verkeerde standen van het gewricht tengevolge; soms doet zich ook verlammingachtige krachteloosheid in het betreffend lichaamsdeel voor, die de patiënten niet zelden maanden lang aan de legerstede gekluisterd houdt. Nimmer is de geringste anatomische verandering te bespeuren. Stemming en gemoedsgesteldheid van de zieken hebben een opmerkelijken invloed op de intensiteit van de pijn; terwijl afleiding en verstrooiing, een interessant onderhoud en dergelijke, de kort tevoren nog onuitstaanbare pijnen bijna plotseling doen bedaren, plegen schrik, misnoegdheid, verveling en bovenal een angstvallig zorgvuldige en vertroetelende omgeving de smarten aanzienlijk te verergeren. Het verloop is in den regel zeer langdurig, ten slotte echter nagenoeg altijd gunstig. Onder de plaatselijke middelen zijn krachtig masseeren, koude begietingen gevolgd door afwrijving v. h. gewricht, alsmede het aanwenden van electriciteit het werkzaamst bevonden. Het voornaamste punt is bij de behandeling echter een doelmatige psychische beïnvloeding der zieken (afleiding, bezigheid), zonder welke alle andere middelen zonder eenig gevolg blijven.

Gewrichtswaterzucht (Hydrops articuli chromens, Hydarthros), ontstaat door een slepende, langzame ontsteking van het gewrichtsslijmvlies, die een overmatige ophooping eener dunne, waterige vloeistof binnen de gewrichtsholte veroorzaakt, waarmee allerlei ongemakken en functiestoornissen gepaard gaan. Het veelvuldigst wordt het kniegewricht door deze ziekte aangetast, die echter ook in de voet-, hand-, schouder- en elleboogsgewrichten kan uitbreken. Bloedarmoede, scrophulose en slechte voeding, alsmede gedurige natheid en het bewonen van vochtige ruimten bevorderen deze ziekte, hoewel deze ook wel krachtige individuen aantast, zonder merkbare inwerking der genoemde schadelijkheden. Aanleidende oorzaak is meestal een voorafgegane verwonding, verstuiking of andere beleediging van het gewricht. De voornaamste kenteekenen der gewrichtswaterzucht zijn een pijnloos, nu eens meer, dan weer minder stijf en hard, of ook wel week gezwel in de gewrichtsstreek, een licht gevoel van trekking of spanning in het gewricht en een meer of minder belangrijke stoornis in de normale verrichtingen van het gewricht; daarbij is de huid over het gewricht volkomen normaal, niet gezwollen en zelfs niet rood. Eerst nadat de waterzucht reeds langen tijd heeft bestaan, beginnen zich de banden van het gewricht uit te zetten, waarop het gewricht zijn natuurlijke stevigheid nagenoeg geheel verliest.

Wat het verder verloop dezer ziekte betreft, zoo komt een spontane opzuiging der afgescheiden vloeistof zelden voor en is een langzaam toenemende verergering regel, zoodat de kwaal reeds in haar aanvangsstadium alle aandacht en zorgvuldige behandeling vereischt. Deze laatste bestaat in den eersten tijd, gedurende het ontstekingachtige en pijnlijke stadium in volkomen rust van het aangedane gewricht, later in methodische massage en compressie van het gewricht door middel van flanellen of elastische verbanden, door welke een gelijkmatige en alzijdige drukking op het gewricht uitgeoefend en dikwijls een spoedige opzuiging der aangezamelde vloeistof bereikt wordt. In zeer hardnekkige gevallen wordt gemeenlijk tot een onder antiseptische voorzorgsmaatregelen uitgevoerde punctie of incisie der gewrichtsholte overgegaan.