(hebr., eigenlijk Hallelu Jah, d. L.
Looft God) in de hebreeuwsche psalmen veelvuldig voorkomende uitdrukking, welke in de verschillende bijbelvertalingen onveranderd is overgenomen (vulgaat en r.-kath. liturgie: Alleluja), en reeds vroeg in de liturgie is overgegaan, doch in het westen sedert paus Gregorius I in den tijd der h. vasten wordt, weggelaten.