uit Azië geboortig, leefde aan het hof van den byzantijnschen keizer Johannes Cantacuzenus in een hooge betrekking, trok zich echter als monnik in een klooster op den berg Athos terug en ging geheel op in de overspannen mystiek der Hesychasten (zie ald.). Zijn hoofdwerk Prosopopoeia werd opnieuw uitgegeven door A.
Jah (Halle 1884).