Gepubliceerd op 23-02-2021

Mystiek

betekenis & definitie

het streven naar onmiddellijke vereeniging van verstand en wil met God en het goddelijke. Onderstelt het dat de ziel een deel der godheid is, dan heeft men pantheïstische M.

Daarentegen gaat de christelijke M. uit van het wezenlijk verschil tusschen de ziel en God. De christelijke M. als praktische M.f als mystiek leven, is de onmiddellijke verstandelijke aanschouwing van en innige liefde tot God, het goddelijke en het door hem geopenbaarde, en komt voort van God, die door een bijzondere genade het verstand daartoe verlicht en den wil ontvlamt. Juist deze genade is het, welke de ziel tot die vereeniging met God verheft. Evenals bij andere werkingen van het verstand, zal ook deze aanschouwing met beelden in de phantasie verbonden zijn, doch noodzakelijk is dit niet; ook zonder deze kan God een zuiver geestelijke kennis schenken. Die aanschouwing is wezenlijk onderscheiden van de kennis Gods door geloof en redeneering verkregen; ze is echter niet in strijd met het geloof maar veronderstelt dit juist. Het geluk dier aanschouwing wordt vergeleken met dat van een blindgeborene, die eensklaps het gezicht krijgt en de schoonheid der wereld buiten hem aanschouwt.

De christelijke M. als speculatieve M. is de wetenschap der volkomen vereeniging der ziel met God in zoover die tengevolge van goddelijke openbaring door de werking van Gods genade in dit leven bereikbaar is. Het eerste systematische werk over de M. zijn de werken van pseudo-Dionysius Areopagita, waarin het pantheïsme der Neoplatonici wordt verworpen en de in het Christendom mogelijke vereeniging met God tot uitdrukking wordt gebracht. In de 12de eeuw begon zich de M. tegelijk met de scholastiek zeer te verbreiden; hetgeen bewijst dat zij niet tegenover elkander staan, maar dat zij elkaar aanvullen. Trouwens de scholastiek schonk aan de wetenschappelijke M. de stof, die de grondslag is voor haar doel: God aanschouwen en beminnen. Het uitgangspunt voor mystieke beschouwingen vormden voornamelijk de commentaren op het Hooglied, waarbij vooral die van Bernardus een klassieke beteekenis hebben gekregen. (Zie hierbij art. Mariavereering.) Niet weinige mystici, vooral in noordelijk Europa, vertoonen in hun werken min of meer pantheïstische neigingen. De reden daarvan is vooral daarin te zoeken, dat zij afweken van hun wetenschappelijk fondament, n.l. de scholastiek.

< >