germanist, geb. 13 Maart 1812 te Namslau in Silezië, was aanvankelijk koopman, doch wijdde zich later aan de taalstudiën te Breslau, München en Berlijn, werd 1849 op aanbeveling van Alexander von Humboldt professor der duitsche taal aan het Athénée Royal te Luik en nam 1867 zijn emeritaat. Hij overl. 3 Aug. 1890 te St.
Hubert in belgisch Luxemburg. Een aantal zijner in tijdschriften gepubliceerde verhandelingen verschenen verzameld onder den titel Zur Volkskunde. Alte und neue Aufsätze (Heilbron 1879). Buitendien moeten genoemd de vertalingen van Joannes Damaseenus’ Barlaam und Josaphat (Münster 1847), van Dunlop’s Geschichte der Prosadichtungen (met eigen -aanvullingen, Berl. 1850) en de uitnemende bronnenstudie voor Barlaam und Josaphat (1847).