Gepubliceerd op 29-01-2021

Eumenes

betekenis & definitie

1) E. uit Cardia (een grieksche stad in Thracië), geboren 363 v. C., stamde af uit een aanzienlijke familie. Daar zijn vader met koning Philippus van Macedonië in vriendschap verkeerde, kwam Eumenes op 20-jarigen leeftijd aan het hof van dien koning en was tot aan diens dood in 336 zijn geheimschrijver. Eenzelfde aanzien genoot hij bij Alexander den Grooten, die zijne bekwaamheden, trouw en geschiktheid naar waarde wist te schatten. Des te meer haatte de macedonische adel in hem den Griek en behandelde hem dikwijls met grooten afkeer, welken E echter door zijn verstandig gedrag, waarin zij sluwheid en geveinsdheid zagen, onschadelijk wist te maken. Niet ten onrechte echter verweten de Macedoniërs aan E. hebzucht en gierigheid. Hoezeer Alexander hem hoogachtte, bewees hij bij de groote bruiloft te Susa, waarop hij hem met eene zuster zijner eigen perzische vrouw in het huwelijk vereenigde. Evenwel toonde Eumenes, gedurende het leven van Alexander, naar het schijnt meer zijne bekwaamheden als staatsman dan als veldheer. Eerst na Alexanders dood ontwikkelde hij ook in dit opzicht schitterende talenten, toen een grenzenlooze verwarring over het met moeite veroverde en nu van zijn hoofd beroofde rijk dreigde los te barsten. Bij den terstond uitbrekenden strijd over de opperheerschappij onthield hij zich als Griek van alle deelneming daaraan, doch toen het tot dadelijkheden zou komen, trachtte hij eene verzoening te bewerken, waarbij hij zich nauw bij den rijksbestierder Perdiccas en het door deze vertegenwoordigd koninklijk huis aansloot, weshalve hij bij de volgende verdeeling de provinciën Cappadocië en het daaraan grenzende land ontving, dat hij echter eerst veroveren moest. De deelneming aan den tocht van Leonatus naar Europa sloeg hij af (322 v. C.), bracht zijne satrapie ten onder, waar hij zich uit de inboorlingen een krachtig leger vormde, ontving van Perdiccas voor diens tocht tegen Ptolemaeus eenige vergrooting van gebied en nam gedurende des eersten afwezigheid de verdediging van Azië op zich tegen Antipater en Graterus In dezen oorlog overwon hij eerst den satraap Neoptolemus van Armenië en vervolgens, nadat de onderhandelingen met Antipater en Craterus afgebroken waren, den laatste in 321. In dien slag doodde E. met eigen hand Neoptolemus die zich bij Craterus gevoegd had, terwijl deze door een ïhraciër geveld werd. Daar echter de in het leger van E. dienende Macedoniërs den dood van Craterus zeer betreurden, liet E. het lijk van zijn vroegeren vriend feestelijk en met eere begraven. Doch sedert dien tijd werd de afkeer der Macedoniërs van E. steeds duidelijker en toen het bericht van den dood van Craterus, kort na het vermoorden van Perdiccas, in Egypte kwam, werd hij daar met vele andere aanhangers van den rijksbestierder in den ban gedaan; echter verdedigde hij ook in ’t vervolg de rechten der kon. familie met goed gevolg, en rustte in zijne landen een uitmuntend leger uit, waarmede hij Antigonus, die zich steeds meer en meer op den voorgrond plaatste, in bedwang hield en van 319—316 een roemvollen, deels ook gelukkigen strijd tegen hem volhield. De schitterendste proeven gaf E. van zijne uitstekende veldheersbekwaamheden niet alleen in groote veldslagen, maar ook in de verdediging der onneembare bergvesting Nora in Cappadocië, waaruit hij eindelijk heimelijk aftrok. Gedurende zijne insluiting in Nora had hij de grootste bewijzen van moed, slimheid en vindingrijkheid gegeven, maar tevens ook van zijn onverbreekbare gehechtheid aan Alexanders huis, die zelfs niet door de schitterendste aanbiedingen en beloften van zijne tegenpartij kon worden aan het wankelen gebracht. Toen eindelijk in het jaar 315 Antigonus bemerkte dat hij zijnen bekwamen en slimmen vijand niet meester kon worden (zie Antigonus), zocht hij de Macedoniërs in het leger van E. te verleiden. Zoo gelukte het hem den gevreesden man in zijne macht te krijgen. E. werd, 45 jaren oud, ter dood gebracht. Met hem viel de laatste steun van het koninklijke huis. Ook als schrijver maakte hij zich bekend, hij schreef een dagboek over de tochten van Alexander, die door alle schrijvers zeer geroemd worden.

2) Eumenes I, koning van Pergamum, 263—241, neef van Philetaerus, vergrootte zijn rijk, overwon Antiochus I (Soter) in een slag bij Sardes en was een beschermer van kunsten en wetenschappen

Een ander koning van Pergamum was 3) Eumenes II, zoon van Attalus I, regeerde van 198—158 v. C. en was een trouw vriend der Romeinen. Aan deze vriendschap had hij aanmerkelijke vergrootingen van zijn rijk te danken. Hij nam deel aan het ten onderbrengen van den tyran Nabis van Sparta, 195 v. C., ondersteunde Rome in den oorlog tegen Antiochus den G. van Syrië, en bewerkte door zijne komst te Rome, dat hem een groot gedeelte van Voor-Azië tot aan den Taurus werd afgestaan. In den oorlog met Prusias van Bithynië, wien Hannibal met raad ter zijde stond, dolf hij het onderspit en werd slechts door de tusschenkomst van Rome gered (183). Evenzoo overwon hij met behulp van Rome Pharnaces van Pontus en geraakte vervolgens in oorlog met de Rhodiörs, die zich te Rome bitter over hem beklaagden. Hoewel de Romeinen zelven deze twisten tusschen E. en zijne naburen door de hem verstrekte aanwijzingen opzettelijk uitgelokt hadden, om te zorgen dat hij niet te machtig werd, lieten zij hem echter niet in den steek, en ontvingen hem, toen hij in 172 naar Rome kwam, met groote eer. Op zijne terugreis door Griekenland geraakte hij, waarschijnlijk op aanstoken van Perseus van Macedonië, in groot gevaar en ontkwam het ter nauwernood. Het gerucht van zijn dood was reeds naar Azië verspreid, en zijn broeder Attalus maakte zich reeds gereed om den troon te beklimmen, toen E. zelf verscheen. Hij nam deel aan den oorlog der Romeinen tegen Perseus, echter niet met dien ijver als vroeger, daar hem zijne afhankelijkheid van Rome hinderde, zoodat hij zelfs met Perseus in onderhandelingen trad. Dat konden de Romeinen hem niet vergeven, zij berokkenden hem overal moeilijkheden, hitsten, hoewel vruchteloos, zijn eigen broeder tegen hem op, weigerden hem zelfs de vergunning om in Rome te verschijnen, en riepen eindelijk alle vijanden van E. op om hun klachten tegen hem in te brengen. Zijn broeder Attalus, dien hij, niet zonder gunstigen uitslag, ter zijner verdediging naar Rome zond, werd daar met onderscheiding ontvangen. Hij bevorderde kunsten en wetenschappen en vermeerderde aanmerkelijk de door zijn vader aangelegde bibliotheek, flij stierf in 158.

< >