AfriKkreiziger, geb. 7 Oct. 1847 te Holitz in Bohemen, ging in 1872 als geneesheer naar de diamantvelden van Zuid-Afrika, ondernam in Febr. een reis door de zuidelijke gebieden van de Bantoe, doorkruiste daarop Transvaal en de noordelijke aangrenzende landen, en keerde in 1879 met belangrijke natuurwetenschappelijke verzamelingen, die hij onder verschillende europeesche instellingen verdeelde, naar Europa terug. Einde 1883 ging hij andermaal naar Z.-Afrika, om, in gezelschap van zijn vrouw, van Kaapstad uit recht door geheel Afrika heen naar Egypte te gaan; dit grootsche plan moest hij, eer hij een derde der reis achter zich had, wegens de vijandige houding der volksstammen in het gebied van de Zambezi, opgeven.
Van alles beroofd bereikte hij in Febr. 1887 Betsjoeanenland, vanwaar hij weldra naar Europa terugkeerde, voorzien van een nieuwen voorraad voorwerpen van allerlei aard, die hij 1891 te Weenen en 1892 te Praag ten toon stelde en daarop aan wetenschappelijke instellingen schonk. H. overl. 21 Febr. 1902 te Weenen. Hij schreef: Kulturskizze des Marutse-M.abunda-Reichs (Weenen 1879), The Victoria falls (Grahamstown 1879), Sieben Jahre, in Südafrika (2 dln., Weenen 1881), Die Kolonisation Afrikas (ald. 1882), Beiträge zur Ornithologie Südafrikas (ald. 1882, met von Pelzein), Von Kapstadt ins Land der Maschukulumbe (2 dln., ald. 1890).
