Gepubliceerd op 29-01-2021

Elzevier

betekenis & definitie

of Elsevier, lat Elzevirius. Nederl. familie van boekhandelaars en boekdrukkers te Leiden en Amsterdam, die sinds 1591 een menigte fraaie en belangrijke uitgaven op allerlei gebied bezorgde. Lodewijk E., omstreeks 1540 te Leuven geboren, was boekbinder te Antwerpen (gelijktijdig met Chr. Plantijn), nam op Alba’s komst in de Nederlanden de wijk naar Wesel en vestigde zich omstreeks 1580 te Leiden: aan zijn boekbinderij verbond hij weldra een boekhandel, en vervolgens ook een uitgeverszaak; het in 1583 gedrukte werk: ./. Drusii ebraicarum quaestionum, sice quaestioniini ac responsiomnn libri duo noemt hem nog slechts als verkooper; zijn eerste uitgave was de door P. Merula bewerkte Eiitropius; bij zijn dood, begin Febr. 1617, omvatte zijn fonds een 100-tal werken ; eenigen daarvan had hij in gemeenschap met andere personen uitgegeven ; sinds 1595 bezocht hij geregeld de Frankfurter mis : ook met andere steden (Parijs enz.) stond hij in handelsbetrekking. In 1586 werd hij door de curatoren der Leidsche hoogerschool tot pedel benoemd. Zijn handelsmerk was eerst een engel met een boek in de eene en een fakkel in de andere hand, later een op een zuil gezeten adelaar met een bundel van zeven pijlen in de klauwen, en met het rondsehrift: Concordia res parvae crescunt (Eendracht maakt macht, devies der republiek).

Van zijn zeven zoons kozen vijf het beroep huns vaders.

1) Matthijs E., geb. 1564 of 1565 te Antwerpen, bleef in de zaak te Leiden, die hij later met zijn broeder Bonaventwa voortzette : in 1607 werd ook hij pedel der universiteit; in 1622 stond hij zijn aandeel in de zaak af aan zijn zoon. Abraham, en overl. 1640; hij gaf de werken van Simon Stevin uit.
2) Lodewijk, geb. 1566 of 1567, begon in 1590 een boekhandel te Den Haag, en stierf hier omstreeks 1621; zijn zaak werd door de Leidsche firma overgenomen en door Jakob E., een zoon van Matthijs, voortgezet.
3) Gilles, schijnt slechts nu en dan zijn broeder Lodewijk terzijde gestaan en vertegenwoordigd te hebben, en zich later op andere takken van handel te hebben toegelegd, hij overl. 1651.
4) Joost, geb. 1575 o? 1576, begon een boekhandel te Utrecht en overl. hier omstreeks 1617; van zijn vier kinderen werd de oudste Lodewijk, de grondlegger van het Amsterdamsche huis.
5) Bonaventura, geb. 1583, deed voor de belangen van de onderneming zijns vaders verre reizen in het buitenland, nam later met Matthijs de zaken over, en zette ze na diens uittreding in gemeenschap met diens zoons Abraham, voort; Bonaventura werd geb. in 1583 te Leiden, en overl. hier 17 Sept. 1652. Abraham werd geb. te Leiden, April 1592, en overl. 14 Aug. 1652. In 1625 kochten zij van Izaak, tweede zoon van Matthijs (geb. Maart 1596, overl. 1651) de door deze na een rijk huwelijk voor eigen rekening begonnen drukkerij, zoodat het huis E. thans zijn uitgaven ook zelf kon uitvoeren; van dit tijdstip dagteekent de vermaardheid der Elzeviers; in 1626 werden zij tot academie-drukkers benoemd; ook kregen zij van de Staten van Holland het privilege tot het drukken der Respublicae Vurhie; overigens gaven zij een geheele reeks uitgaven van klassieken enz. in het licht, die allen wegens de keurige uitvoering en toenmaals ongekende goedkoopte (500 bladzijden kostten ongeveer een gulden) grooten bijval vonden en goed van de hand gingen; de kostbaarste producten hunner pers zijn de uitgaven van Livius, Tacitus, Plinius, Gesar en Virgilius: voorzichtigheidshalve gaven zij ook meerdere werken onder andere firmanamen in het licht. Na den dood van Bonaventura en Abraham kwam de onderneming aan Jol tan E., geb. Febr. 1622, zoon van Abraham, van jongs af in de zaak werkzaam, en Daniël E., geb. Aug 1626, zoon van Bonaventura; onder hen werd de drukkerij Elzevier een der beste haars tijds; de voornaamste uitgaven die tijdens hun beheer het licht zagen zijn : De imitatione Christi (zonder jaartal) en het Psalterium (1653). In 1654 trok Daniël zich terug om zich te Amsterdam te vestigen, terwijl Johan tot aan zijn dood (8 Juni 1661) aan het hoofd bleef der zaak, die in dezen tijd dikwijls met groote moeilijkheden te kampen had: zijn weduwe, Eva, geboren Van Alphen (overl. 1695) volgde hem op, en stond de zaak in 1681 af aan haar tweeden zoon, Abraham (geb 5 April 1653), die tegelijkertijd als rechtsgeleerde practiseerde, zeer ten nadeele van de onderneming, die zoodanig achteruit ging, dat zij bij den verkoop, waartoe na zijn dood (30 juli 1712) werd overgegaan, ternauwernood nog een paar duizend gulden kon opbrengen.

Het Amsterdamsche huis werd begonnen door Lodewijk, zoon van Joost; deze, geb. in 1604 te Utrecht, ging na zijns vaders dood naar zijn verwanten te Leiden, bezocht de hoogeschool. en bekwaamde zich bovendien practisch in den boekhandel en de typographie: na voor de handelsaangelegenheden van het Leidsche huis een goed deel van Italië te hebben bereisd, vestigde hij zich in 1637 metterwoon in Amsterdam, waar hij weldra een eigen boekhandel met drukkerij begon. Terwijl het Leidsche huis bij haar uitgaven steeds te rekenen had met de Leidsche orthodoxie, was de Amsterdamsche firma in deze volkomen vrij; Lodewijk trad in verbinding met Hugo de Groot, drukte sinds 1642 alle werken van Cartesius, en gaf zoowel r.-kath. als protestantsche geschriften van allerlei richting uit: in 1665 trad hij in compagnieschap met bovengenoemden Daniël, die ook een deel van het Leidsche fonds in de Amsterdamsche onderneming inbracht; sinds verschenen ook te Amsterdam de vermaarde duodecimo-uitgaven, tevoren een monopolie van het Leidsche huis; op het gebied der typographische uitvoering wedijverde de Amsterdamsche firma met die te Leiden : haar meesterwerken zijn het Corpus juris cirilis (2 dln. 1663) en de fransche bijbel (2 dln. 1669), beide in folio. Lodewijk trok zich in 1664 uit de zaken terug, doch bleef nog tot zijn dood (1676) zijn raad en steun verleenen; Daniël was de laatste die de eer der Elzeviers in de typographische wereld hoog hield: echter reeds onder hem moest de firma vreemde krachten aan zich verbinden: J. H. Welstein zoon, door hem opgeleid, stond hem bij in de uitgave van zijn fondscatalogus, die, 7 dln. groot, meer dan 20 000 werken bevatte. Daniël overleed in Oct. 1680; zijn weduwe, Anna, geboren Beerninck, zette de zaak nog een jaar ongeveer voort: na haar dood werd besloten tot verkoop der zaak, waarbij het fonds zich verspreidde : een groot deel kwam in handen van den Haagschen boekhandelaar-drukker Adriaan Moetjens. De liquidatie bracht in het geheel omstreeks 120.000 gulden op.

Het getal der eigenlijke Elzevier-uitgaven bedraagt omstreeks 2000; veelvuldig werd in lateren tijd geprobeerd volledige verzamelingen bijeen te brengen ; voor enkele zeldzame drukken, als b.v. Le pustissier fran<;ois (A mst. 1655) en de uitgaven van fransche dichters (Molière, Oorneille, enz.) worden bij verzamelaars hooge prijzen gemaakt. Literatuur: Bérard, Essai bibliographique sur les éditions des Elzerirs (Parijs 1822); \V. I. C. Remmelman Elsevier, Uitkomsten van een onderzoek omtrent de Elseviers (Utrecht 1845): A. de Reume, Recherches historiques, généalogiques et bibliographitjues sur les Elsevier (Brussel 1847), Ch. Pieters, A mal es de Vimprimerie elseririenne (2‘0' druk Gent 1858, met aanvullingen 1860), A. Willems, Les Elzevier; histoire et annales t>jpographiques{Brussel (1880). '

< >