Edinburg, hoofdstad van Schotland en van het schotsche graafschap_ E._ of Mid-Lothian (zie aldaar), parlementsdistrict, ligt onder 55° 57' 23' N.B. en 3° 11' W.L. v. Gr., ruim 3 km. van de zuidkust der Firth van Forth; het klimaat is hier dikwijls zeer ruw; de warmste maand heeft -p 14,6, de koudste -p 3° C. gemiddelde temperatuur. E. had in 1801: 66,544 inw., in 1891: 263,646 in 1901: als parlementsdistrict 316479 inw., als gemeente 303,594 inw.; het is in den loop der 19dc eeuw door Glasgow belangrijk overvleugeld; met Leith bedraagt het getal inw. 395,373.
E. is beroemd om zijn uitermate schoone ligging tusschen de zee en het gebergte; het is gebouwd op drie heuvelen, uitloopers van de Pentland-heuvelen, tusschen den 251 meter Imogen en door de fraaie promenade Queen’s Drive omgeven Arthurzetel (zie aldaar) met de half kringsgewijs daarvoor gelegerde, naar de stad steil afvallende Salisbury-Craiqs in het oosten en het riviertje Water van Leith ten w.; naar het no. en n. smelt de stad meeren meer saam met het havenstadje Portobello en met Leith (zie aid.) E bestaat uit een oude stad, (het zuidelijk gedeelte), die, eenmaal de zetel van den schotschen adel, met haar doolhof van straatjes en stegen en tot 10 verdiepingen hooge huizen (16dc eeuw) thans het armste deel der bevolking huisvest en meerdere historische bijzonderheden bezit (Canongate, Cowgate), en uit een nieuive stad, sinds 1768 ontstaan, regelmatig van aanleg en vele prachtwerken van bouwkunst bevattend. Beide stadsgedeelten worden gescheiden door de laaggelegen fraaie East- en West-Princes’ Street Gardens (Tuinen), die den bodem van een in 1816 drooggelegd meertje (Loch Xor) beslaan, en door viaducten (North Bridge, Waverley Bridge) en de Mound, een 245 meter langen bestraten verkeersweg, worden overbrugd. In het naar den Arthurzetel toegekeerde deel der stad (St. Leonard’s Hill) en in het z.w. deel (Dalry) woont de arbeidersbevolking, terwijl de zuidelijke, door de Meadows van de oude stad gescheiden voorsteden (Newington , Grange, Morningside en Merchiston) bijna geheel met vill’s bezet zijn, en geheel een landelijk karakter dragen.
Het middelpunt der geheele stad is het kasteel (Castle), schilderachtig uitkomend tegen de omringende moderne bouwwerken, de acropolis der om haar ligging en geestesleven dikwijls met Athene vergelegen stad (Athene van het noorden, Modern Athene); dit kasteel biedt heerlijke vergezichten over de stad, de zee en het gebergte; aan den voet van Arthur’s Seat staat het sombere koningsslot Holyrood; verder bevat de oude stad de St -Gileskerk, een in 1385 begonnen en in 1460 voltooid gotisch bouwwerk, waaraan W. Chambers 1871—83 de oorspronkelijke gedaante teruggaf; verder het ruime parlementsgebouw, sinds 1707 zetel van het hooggerechtshof (Supreme Court), met kostbare glasschilderingen en een bibliotheek (Advocates Library) van 442.000 banden; de Korenbeurs, de Bank van Schotland, de Tron-Kerk en het woonhuis van den kerkhervormer John Knox. Aan en op den 92 meter hoogen Caltenheuvel staan de gevangenis, de Hooge School (High School), het Burns-monument, het onvoltooid gedenkteeken van den slag van Waterloo, het Nelson-monument en de stedelijke sterrenwacht. Ten westen v/h kasteel liggen de St. Cutbert’s of Weish Church (kerk), de St. John’s Episcopal Church, de Free St. George Church, en, aan gene zijde van de een schilderachtig gezicht op het dal van het Water van Leith biedende Deanbrug, de Trinity Episcopal Church en het vele gedenkteekenen bevattende Dean-kerkhof. In het midden van de westelijke wijk, die het meest gegoede deel der bevolking herbergt, verheft zich de vroeg-gotische Marykathedraal, met een 90 meter hoogen toren, door H H. Scott ontworpen en wel het mooiste der nieuwere kerkgebouwen van Schotland. In het geheel heeft, E niet minder dan 150 kerken (waaronder 25 groote) en kapellen der schotsche staatskerk, der vrije kerk, der vereenigde presbyteriaansche kerk, der r.-katholieken en vele andere gezindten. Het schoonste deel der nieuwe stad is gelegen tusschen het Charlotteplein met de H. George kerk in het w. en het St. Andrewsplein ten o., niet ver waarvan zich de koninklijke bank en het staatsarchief (Register House) bevinden. Dit laatste is een koepelgebouw, 1774 —76 gebouwd, en bevat behalve juristische documenten, voor de schotsche geschiedenis belangrijke oorkonden Bedoelde wijk bestaat uit drie evenwijdig loopende straten: Princes’ Street, aan den rand der gelijknamige Gardens, en met vele hotels eersten rang, clubgebouwen en elegante winkels, George Street met de vrijmetselaars-hal, het concertgebouw en verschillende bankten, en Queen Street, die in het n. weer op een park uitloopt. De omgeving der stad is met villa’s bedekt. De -voornaamste monumenten van E. zijn: het Scott-monument (1840, het werk van Kemp), met het bronzen standbeeld van den dichter (het werk van Steell), het bronzen ruiterstandbeeld van Wellington (1852, eveneens van Steell) vóór Register House, tegenover de North Bridge en het in renaissancestijl opgetrokken hoofdpostkantoor, verder standbeelden en gedenkteekens van Livingstone, David Hume, John Wilson, Allan Ramsay, Thomas Chalmers, Adam Black, James Simpson, den staatsman Pitt en van een menigte vorstelijke personen.
Aan het hoofd der instellingen van onderwijs staat de universiteit, in 1583 gesticht, thans gehuisvest in een gebouw uit de 18de eeuw; zij heeft 55 docenten, en in 1900: 2814 studeerenden, waaronder ook vrouwen; vooral de medische faculteit staat in hoog aanzien; deze kreeg in 1884 een nieuw gebouw, in de onmiddellijke nabijheid van het groote gasthuis (benoorden de Meadows); de universiteitsbibliotheek bevat 210,000 boeken en 8000 handschriften. Onder de overige inrichtingen van hooger onderwijs zijnde belangrijkste : de High School, uit de 16<le eeuw, oorspronkelijk slechts voor klassische studiën, thans ook voor onderwijs in wiskunde, natuurwetenschappen en moderne talen ingericht; de Edinburgh Academy, bestaande uit een klassieken en een modernen cursus; de scholen der Merchant Compagnie; George Watson’s Boys’ College (1600 leerlingen); verder de kweekscholen voor onderwijzers (Normal schools) der vrije en staatskerk, hetteehnicum Heriot Watt College, allerlei vakscholen, als het Royal College of Surgeons (1505 gesticht) en het Royal College of Physicians opgericht 1681), die onafhankelijk zijn van de universiteiten en zelfstandig examens afnemen; het New College tot opleiding van predikanten der in 1843 afgescheiden Vrije kerk (Free Church), en het theologisch seminarie der Vereenigde presbyterianen (United Presbyterians). Het wetenschappelijk vereenigingsleven is te E. sterk ontwikkeld. Royal Institution, een sierlijk gebouw aan de Mound, bevat behalve de bureaüx der kamer van handel en nijverheid, een antiquarisch museum, een bibliotheek, en vergaderlokalen der Royal Society (1783 gesticht) enz. Het Philosophisch Instituut, dat langen tijd onder leiding stond van Thomas Carlyle, houdt des winters drukbezochte voordrachten, evenals de Literary Institution; verder bestaan genootschappen en vereenigingen van beoefenaars der geologie, meteorologie, plantkunde, waaraan ook de groote plantentuin en het uitgebreide Arboretum in het n.w. der stad gewijd zijn. De nieuwe, op den Blackfordheuvel, ten zuiden van de stad. gebouwde sterrenwacht bezit een voortreffelijke vakbibliotheek en in prof. Copeland een uitnemenden leider. De volksbibliotheek geeft per week 12,000 boeken uit. Aan de kunst zijn gewijd: de Nationale Galerij aan de Mound met schilderijen van ital., spaansche en britsche meesters benevens beeldhouwwerken, het Museum of Science and Art met permanente tentoonstelling van nijverheid en kostbare mineralogische, paleontologische en geologische verzamelingen, de moderne portretgalerij en de jaarlijksche tentoonstellingen der Scotish Academy en der Society of Arts), en eindelijk een drietal schouwburgen. Onder de te E. verschijnende bladen zijn „The Scotsman’', „Evening News’’ en „Évening Dispatch” de voornaamste onder de wetenschappelijke zijn „Edinburgh Re view” (thans te Londen uitgegeven) en „Blackwood’s Magazine” ook in het buitenland bekend.
Onder de talrijke philantropische instellingen staan bovenaan het door George Heriot (juwelier van Jacob 1, overl. 1624) gestichte weeshuis (met plaatsruimte voor 180 jongens), de George Watson-scholen (1738 gesticht), Merchant Maiden (1605), en Donaldsons-hospitaal in het Westend; de grootste gasthuizen zijn: de Royal Infirmary nevens het medische instituut met per jaar 8000 patiënten, een gebouwencomplex in oud-schotschen stijl, verder het nieuwe kinderziekenhuis Longmore, Trinity#-, Maternity- en Chalmers’ Hospitaal; verder bestaan meerdere doofstommen- en blinden-instituten.
E. is de zetel der hoogste regeerings- en rechtslichamen des lands, van een bisschop der schotsche episcopale kerk en van een aartsbisschop der r.-kath. kerk; het zendt vier afgevaardigden naar het parlement; aan het hoofd van het gemeentebestuur staat de Lord Provost, die wordt bijgestaan door 6 wethouders en 32 raadsleden (councillors). De waterleiding heeft haar prises d’eau in het dal van de Logan en den North-Esk.
E. kan, hoewel 23 0 o der bevolking in de verschillende industrieën werkzaam zijn, geen fabrieks- of industriestad genoemd worden; omstreeks 6 °/0 der inwoners verrichten geestelijken arbeid of zijn beambten en geestelijken E. heeft, groote boekdrukkerijen (een 100-tal firma’s), steendrukkerijen, boekbinderijen en lettergieterijen, benevens brouwerijen (ongeveer 1 millioen barrels per jaar), branderijen (ale en whisky), papierfabrieken, glasblazerijen, rijtuigfabrieken. In den handel is E. belangrijk, als een middelpunt van het bankverkeer; de in- en uitvoer gaat meest over Leith.
Wat het verkeer betreft, voeren spoorlijnen naar Leith, Portobello, Newington, Morningside, Merchiston, Coltbridge; het hoofdstation (Waverleystation), tusschen de oude en nieuwe stad gelegen, dient den North British Railway (Noord-britsche spoorweg), naar Newcastle, York, Carlisle, Leeds, Londen, Glasgow, Perth en Aberdeen; van het Caledonisehe station, aan den voet van het kasteel, gaan treinen naar Carlisle en Londen, Liverpool en Manchester, Glasgow, Greenock en Ayr; een ringbaan (SuSurban Railway) verbindt de voorsteden onderling. Het Unionkanaal verbindt E. met Glasgow. Van Leith gaan stoombooten naar alle richtingen.
Het oudste deel van E. is Edinburg-Castle, oudtijds een sterke vesting, ook (omdat vóór haar huwelijk de dochters der Pictenkoningen hier haar opvoeding ontvangen) wel Maagdenburcht (Maiden Castle, Castrum puellarum) geheeten. Als stad wordt E. het eerst vermeld in de 10<le eeuw, onder de namen Dun Eaden, Edin en Edwinsburg; beteekenis kreeg deze plaats echter eerst, toen in 1437 de Stuarts haar tot hun residentie maakten en zij in 1456 hoofdstad van Schotland werd. Reeds in 1215 kwam hier voor de eerste maal en sinds 1436 geregeld het parlement bijeen. De stad werd in 1296 door de Engelschen, in 1313 door Robert Bruce, in 1650 door Cromwell ingenomen; in 1745 sloeg zij een beleg van den pretendent Karel Edward af; in 1507 begon te E de eerste drukpers te werken; in 1701 werd de stad ten deele door brand verwoest; sinds 1768 ontstond de nieuwe stad.