Nederl. wis- en natuurkundige, geb. 10 Oct. 1817 te Kloetinge, studeerde aan de Leidsche Hoogeschool in de letterk. en in de natuurwetenschappen, werd in 1811 lector in de geologie en mineralogie, in 1817 hoogleeraar in de wiskunde, in 1854 directeur van het meteorologisch instituut te Utrecht, in 1870 hoogleeraar in de proefondervindelijke natuurkunde, kreeg in 1887 zijn emeriraat, en overl. 3 Febr. 1890 te Utrecht. Hij was een der voorn. vertegenwoordigers der nieuwere richting in de meteorologie, welke door eenheid in de methode van onderzoek, door dagelijksche synoptische weerberichten en door bijzondere waarneming op het land en op zee gegevens zoekt te verzamelen om uit de verleden weersgesteldheid de toekomstige aan te geven.
Hij is de ontdekker van de naar hem Wet van Buys Ballot genoemde wet, luidende: „Op het noordelijk halfrond draaien de luchtdeeltjes om de plaats van kleinsten luchtdruk (depressie) en wel tegen zon (tegen de richting van de horlogewijzers;) zoo men nu naar het punt van laagsten druk ziet, dan zal de wind, rechthoekig op de gezichtsrichting, van de linkerhand moeten komen.’' Hij is voorts de uitvinder van den aeroklinoscoop (1860), een stormsignaal voor de practisclie toepassing dier wet, en bestaande uit een ongeveer 10 meter hoogen paal, op een gebouw geplaatst en van boven voorzien van een soort balans die onder verschillende hoeken met het horizontale vlak kan gesteld worden en die men bovendien in de richting der observatie-plaatsen (in Nederland: Helder, Groningen Maastricht en Vlissingen) of evenwijdig daaraan kan brengen ; de richting is altijd die van de plaatsen waar de luchtdruk, derhalve de barometerstand, het grootst of het kleinst is; de door de balans met het horizontale vlak gemaakte hoek geeft tevens het verschil in drukking tusschen bedoelde plaatsen aan; dit verschil heet gradient en wordt niet direct aangegeven, maar berekend op een graad van den equator, of 15 geographische mijlen; krijgt b. v. de waarnemer te Helder telegraphisch bericht, dat in Nederland de barometer te Groningen op 780, te Maastricht op 778 en te Vlissingen op 776 staat, terwijl hij op den eigen barometer 779 millimeter leest, zoo stelt hij den aeroklinoscoop evenwijdig aan de richting Groningen (hoogste),—Vlissingen (laagste), of ongeveer noordnoordoost en tevens de balans onder zulk een hoek op het horizontale vlak, dat daardoor het verschil van 4 millim. op den afstand Groningen-Vlissingen wordt uitgedrukt per 15 geogr. mijlen; de stand van het werktuig, het barometerverschil derhalve, biedt alsdan een hulpmiddel om de te verwachten windrichting aan te geven; de ondervinding heeft geleerd dat bij te verwachten sterken wind het verschil in luchtdruk van oostelijke winden grooter moet zijn dan van westelijke; oostewind heeft men te verwachten als Groningen boven Maastricht, zuidoostewind als Groningen boven Vlissingen staat. enz. — Van B's geschriften zijn de voornaamste: Schets eener physiologie (1849), Changements periodiques de la température(lSi7), Menige regelen voor aanstaande weersveranderingen in Nederland, in verband met de dagelijksche telegraphische seinen (Utrecht, 1860), Suggestion on a uniform system of meteorological observations (1873); hij gaf ook het „Jaarboek van het meteorologisch instituut’’(40 dln.) uit, benevens de „Archives Nóerlandaises des Sciences exactes et naturelles.”