Gepubliceerd op 28-02-2021

Proefondervindelijke natuurkunde

betekenis & definitie

omvat de leer der natuurverschijnselen, en wel voornamelijk die der levenlooze natuur. Men kan een verschijnsel waarnemen zooals het zich in de natuur voordoet, en de omstandigheden nagaan die daarop invloed uitoefenen, maar meestal geeft men er de voorkeur aan het verschijnsel opzettelijk te doen optreden, door een proef, waarbij men de omstandigheden kan wijzigen en zoo hun invloed beter kan vaststellen, ken dergelijk proefondervindelijk onderzoek kan zijn qualitatief, als men zich alleen met den aard van het verschijnsel bezig houdt, zonder nog de daarbij voorkomende grootheden in getalwaarden uit te drukken, of quantitatief, als men deze grootheden gaat meten.

Zoodra door deze methoden de feiten voldoende zijn vastgesteld, is het de taak van de mathematische natuurkunde (zie ald.) om door het maken van algemeene gevolgtrekkingen met behulp van wiskundige methoden dit verschijnsel met andere feiten in verband te brengen door middel van hypothesen en theorieën, die ons moeten dienen om de natuurverschijnselen te overzien en hun optreden te voorspellen, zoodra alle medewerkende omstandigheden bekend zijn, terwijl tevens daardoor aan het proefondervindelijk onderzoek den weg wordt gewezen welke het moet volgen om vruchtdragend te zijn.De natuurkunde omvat volgens de meest gebruikelijke opvatting niet alles, wat in de natuur voorkomt. Hoewel eene nauwkeurige begrenzing der verschillende natuurkundige wetenschappen niet mogelijk is (de wetenschap laat zich evenmin als de natuur zelve in vakjes indeelen) brengt het gebruik mede het onderzoek der levende natuur en de beschrijving der in de natuur voorkomende voorwerpen te rangschikken onder de physiologie, de plant-, dier-, aard- en delf stof kunde. Verder wordt de beschrijving der hemellichamen en hunne bewegingen onder de sterrekunde gerangschikt, terwijl al die verschijnselen waarbij de stoffen door ontleding of verbinding in stoffen van geheel anderen aard overgaan, onder de scheikunde vallen. Ook de meteorologie, de leer der verschijnselen in onzen dampkring en van ons klimaat, welke vroeger als een onderdeel der natuurkunde werd beschouwd, is in den laatsten tijd als nieuwe wetenschap eene afzonderlijke plaats gaan innemen.

Men verdeelt de proefondervindelijke natuurkunde veelal in de volgende hoofdstukken:

1. algemeene eigenschappen van vaste stoffen, vloeistoffen en gassen,
2. het geluid,
3. de warmte,
4. het licht,
5. de electriciteit en het magnetisme.

Men zie hiervoor de afzonderlijke artikelen, waarbij ook historische bijzonderheden worden vermeld. Hier zullen we ons bepalen tot het noemen van enkele der voornaamste voorgangers uit vroegeren tijd: Archimedes (287—212 v. Chr.), Galilei (1564—1642), Huygens (1629—1695), Newton (1613—1727), Faraday (1791—1861).

In het laatste deel van de vorige eeuw heeft de proefondervindelijke natuurkunde een groote vlucht genomen. Terwijl vroeger de onderzoekers meestal op eigen middelen waren aangewezen, zijn nu overal op kosten van den staat en andere publieke lichamen natuurkundige laboratoria verrezen, waar natuurkundig onderwijs wordt gegeven, en waar verder gelegenheid is voor zelfstandig natuurkundig onderzoek. Het aantal publicaties van zulke onderzoekingen in de wetenschappelijke tijdschriften wijst er op hoe druk daarvan wordt gebruik gemaakt. Men lette b.v. op het getal referaten in de Beiblätter zu den Ann. d. Physik, een tijdschrift waarin zooveel mogelij'K alle gepubliceerde proefondervindelijke en theoretische onderzoekingen worden besproken. Dit getal steeg van 1102 in het jaar 1883 tot 1845 in het jaar 1893 en tot 1962 in het jaar 1903.

Litteratuur.

A. Nederlandsche werken,
a. Zittingsverslagen en tijdschriften: De verhandelingen en verslagen van de Kon. Ak. van Wetenschappen, afd. natuurkunde, te Amsterdam; Archives Néerlandaises, uitgegeven door de Holl. Maatsch. v. Wetensch. te Haarlem; de werken van het Bataafsch Genootschap der proefondervindelijke wijsbegeerte, te Rotterdam; Archives du Musée Teyler te Haarlem; Communications from the physical laboratory te Leiden,
b. Handboeken: Bosscha, Leerboek der natuurkunde, waarvan de nieuwste druk is bewerkt door: Bosscha (mechanica, algemeene eigenschappen), van Schaik (trillingsleer en geluid), Kuenen (warmte), Sissingh (licht), Wind (electriciteit en magnetisme); Lorentz, Beginselen der natuurkunde; en tal van andere werken.
B. Onder . buitenlandsche werken zijn te noemen:
a. Zittingsverslagen en tijdschriften: Berliner, Münchener, Wiener Sitzungsberichte; Göttinger Nachrichte; Annalen der Physik; Physikalische Zeitschrift; Comptes Rendus de Tao. de Sc., Parijs; Annales de chimie et de physique; Journal de Physique; Philos. Transactions of the Royal Soc., Londen; Philos. Magazine; Physical Review; Rendiconti della R. Ac. dei Lincei, Rome.
b. Handboeken: Winkelmann, Handbuch der Physik; Wüllner, Lehrbuch der Experimentalphysik; Müller-Pfaundler, Lehrbuch der Physik und Meteorologie; Chwolson, Lehrbuch der Physik; Jamin et Bouty, Cours de physique. Eene uitvoerige beschrijving van de methoden en hulpmiddelen voor het proefondervindelijk onderzoek vindt men in Kohlrausch, Lehrbuch der praktischen Physik.

< >