Engelsch natuurvorscher, kleinzoon van Erasmus Darwin, geb. 12 Febr. 1809 te Shrewsbury, studeerde aan de hoogeschool te Edinburg in de medicijnen, daarop te Cambridge in de natuurwetenschappen, en behaalde in 1831 zijn eersten academischen graad; in de herfst van hetzelfde jaar vergezelde hij de expeditie van kapitein Fitzroy; hij scheepte zich 27 Dec. 1831 te Devonport in, bezocht Brazilië, meerdere punter; yan de westkust van Zuid-Amerika, verschillende eilanden van den Grooten oceaan, en landde 2 Oct. 1836 weder in Engeland; stoffelijke welgesteldheid veroorloofde hem zich geheel aan zijn navorschingen te wijden; hij huwde in 1839 met zijn nicht miss Wedgwood, betrok in 1842 het landgoed Down bij Beckenham in het graafschap Kent en leefde hier tot zijn dood, 19 April 1882; hij werd in Westminster-abdij bijgezet. De wetenschappelijke resultaten van zijn reis publiceerde hij in het onder medewerking van Owen en andere geleerden geschreven werk: Zoology of the voyage of H. S. M. Beagle (5 dln., Londen 1840—43), in het door hem alleen bewerkte Journal of researches into the national history and geology of the various countries visited bij H. S. M. Beagle (1839, nieuwe uitgave 1860), en in zijn Voyage of a naturalist round the world (1845). De eerste vrucht zijner onderzoekingen was: A monograph of pedunculated and sessile Cirripedia (2 din., Lond. 1851—53), dat op kosten der Royal Society gedrukt werd, en waarop een gelijksoortig werk: On fossil Balanidae (1854) volgde. In 1859 verscheen het beroemd geworden werk: On the origin of species bij means of natural selection: hierin spreekt hij als zijn overtuiging uit, dat alle dieren en planten van eenige weinige vormen afstammen, en dat de verscheidenheid der vormen is ontstaan door een invloed, dien hij de natuurkeus (natural selection) noemt; deze denkbeelden, die het, door vroegere schrijvers hier en daar aangevoerde omtrent den oorsprong der soorten onder scherpe en in elkander grijpende formules weergaven, verwekten dadelijk over de geheele beschaafde wereld een heftige polemiek; D. ging intusschen rusteloos voort nieuwe bouwstoffen voor zijn theorie te verzamelen; zijn: On the various contrivances by which British and foreign orchids are fertilized, etc. (Lond. 1862) handelt over de bevruchting der orchideeën door insecten en over de gunstige resultaten der kruising, en munt uit, evenals al zijn andere werken, door helderheid en grondige behandeling van het onderwerp; in The movements and habits of Climbing plants gaf hij de resultaten van belangrijke onderzoekingen omtrent de bewegingen der slingerplanten; belangrijke latere werken zijn verder: The variation of animals and plants under domestication. {1868), The descent of man and selection in relation to sex (1871), The expression of the emotions in men and animals (1872), Insectivorous plants (1875), The power of movement in plants (1880); zijn laatste werk: The formation of vegetable mould through the action of worms (1881) toont den invloed aan welke de aardwormen op de vruchtbaarheid van den bodem uitoefenen. Darwin’s invloed op de natuurvorsching is zoo groot geweest, dat men hem den Copernicus en den Newton der organische wereld heeft genoemd ; binnen weinige tientallen van jaren bracht hij een algeheeien ommekeer in de denkbeelden, methoden en doeleinden der natuurvorschers teweeg. Zie Darwinisme. In Aug. 1897 werd te Shrewsbury door de Shropshire Horticultural Society een standbeeld voor hem onthuld.
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk