Gepubliceerd op 17-02-2021

Graad

betekenis & definitie

In de wiskunde: het 360ste deel van een cirkelomtrek, gebruikt als boogen hoekmaat. Aardrijkskunde: het 360ste deel van den evenaar of^van een der parallellen (gebruikt bij de lengtebepaling van een punt op de aarde), ook van een der meridianen (gebruikt voor de breedtebepaling).

Verder: rang, trap, stadium. Zie ook Bloedverwantschap.G. is in het algemeen een der gelijke deelen waarin een geheel wordt afgedeeld. In de geometrie wordt de omtrek van een cirkel in 360 deelen afgedeeld; de volstrekte grootte van een graad hangt dus af van de grootte van den cirkel; naar oud gebruik wordt een graad (°) onderverdeeld in 60 minuten ('), elke minuut in 60 seconden ("), elke seconde in 60 tertiën (/,/); meer en meer komt voor deze verdeeling echter die volgens het decimale stelsel in gebruik. Alle mathematische en astronomische instrumenten waarmee hoeken worden gemeten (astrolabium, kwadrant, sextant, transporteur) hebben een verdeeling in graden; evenzoo worden alle cirkels die men aan den hemel en om de aarde trekt (equator, middagcirkels, ecliptica, parallelcirkels, horizon enz.) ingedeeld in graden. Omtrent de graden van den thermometer zie aid. Met het woord graad duidt men ook vaak het gehalte van oplossingen aan; zoo wil 90-graadsche alcohol zeggen dat een oplossing 90 deelen alcohol en 10 deelen water bevat (zie Areometer). In de taalkunde: bijwoord van graad: bijwoord ter aanduiding van de mate waarin een eigenschap aan een zelfstandigheid wordt toegekend of van de mate van de kracht, waarmee een werking plaats heeft.