Gepubliceerd op 14-03-2021

Bernardus franciscus suerman

betekenis & definitie

Nederl. geneeskundige, geb. 1783 te Haarlem, was als chirurgijnsleerling bij de landing van het engelsch-russisehe leger (1799) als vrijwilliger werkzaam in de toen te Haarlem tijdelijk opgerichte hospitalen. Later begaf hij zich naar Lingen en studeerde vervolgens te Utrecht.

In 1809 werd hij hoogleeraar in de genees-, heel- en verloskunde te Harderwijk. Na de opheffing der academie van Harderwijk in 1812 bleef hij aldaar en op de Veluwe de genees- en heelkunst uitoefenen. 1815 werd S. hoogl. in de geneeskunde te Utrecht, waar hij van 1846—53 voornamelijk chirurgie en algemeene pathologie onderwees; bovendien gaf hij het chirurgisch-kliniseh onderwijs. Behalve zijn academische redevoeringen schreef S. bij het uitbreken der cholera-epidemie in 1832: Raadgevingen aan mijne -medelmrgers hij hef naderen der ('holera Asiatica, dat 8 drukken beleefde. In 1853 emeritus geworden, overl. hij in 1862.Zijn zoon, Alexandre Charles Guillaume S., eveneens geneeskundige, geb. 1809, was in 1832 en 1833 werkzaam bij de choleralijders. In 1830 werd hij reeds met goud bekroond bij de wis- en natuurkundige faculteit te Utrecht, voor zijn beantwoording van een sterrenkundige prijsvraag. Na in 1835 tot doctor in de medicijnen en in 1836 in de natuurlijke wijsbegeerte gepromoveerd te zijn, werd hij in 1839 beroepen tot hoogl. in de geneeskunde te Utrecht, doch overleed reeds in het begin van 1840.

< >