Gepubliceerd op 19-01-2021

Bastille

betekenis & definitie

In het algemeen: een vesting die een stad bestrijkt. In het bijzonder de naam van een versterkt kasteel te Parijs, in de wijk die nog „de la Bastilleu heet, en dat lang dienst deed als staatsgevangenis.

De eerste steen van dit gebouw werd gelegd 22 April 1370, door Hugues Aubriot; het doel van den aanleg van dit gebouw was Parijs in beteren staat van verdediging te stellen, hoofdzakelijk met het oog op de Engelschen. Onder de regeering van Karel VI werd dit vermaarde kasteel van den faubourg Saint-Antoine tot staatsgevangenis ingericht, waar slechts leden der aristocratie, lastige schrijvers enz. in werden opgesloten; zij kon 42 afzonderlijk opgesloten gevangenen bevatten. Gedurende de geheele regeering van Lodewijk XVI ontving zij 240 gevangenen, van 1 Jan. tot 14 Juli 1789 slechts 1 vrijwillig gevangene, Réveillon, die hier tijdelijk bescherming zocht, nadat het volk zijn woning had vernield. Necker stelde als zuinigheidsmaatregel voor haar te sluiten. Op den middag van 14 Juli 1789 werd zij door een volksmenigte (volgens Pasquier ongev. een duizendtal koppen sterk), die zich in het huis des Invalides wapens had verschaft, opgeëischt, en toen hieraan geen gevolg werd gegeven, belegerd; een eigenlijk gevecht had niet plaats; de bezetting der R, bestaande uit 32 Zwitsers en 83 invaliden, onder bevel van den gouverneur, den markies de Launay, bepaalde zich tot een lijdelijk verzet; enkele onbeteekenende geweerschoten enz. brachten zelfs geen schrik teweeg onder de massa niet-deelnemende toeschouwers, waaronder zelfs elegant gekleede dames met hare dito cavaliers gezien werden. In het nummer van 14 April 1791 van l’Ami du Peuple merkt Marat, omtrent den val der Bastille, op.

Toen een zonderlinge samenloop van omstandigheden de slechtverdedigde muren der Bastille had doen vallen, liepen de Parijzenaars voor het gebouw te hoop, doch slechts door nieuwsgierigheid gedreven. En Pasquier, een ooggetuige, schrijft : „Ik heb, als toeschouwer tenminste, en op een afstand, in gezelschap van Mlle Contât van de Comédie-Française, de inneming van de Bastille bijgewoond; wat men gaarne den strijd noemt, was een tamelijk onschuldig wisselen van enkele geweerschoten ; de tegenstand dien de belegeraars ondervonden was gelijk nul. En dit kon ook bijna niet anders, want er was zoo min bepaaldelijk provisie als munitie voorhanden. Niettemin werden vier of vijf kanonschoten op de menigte gelost“. Op stellige wijze wordt evenwel verzekerd dat bij de inname van de B. aan de zijde der belegeraars 98 dooden en 60 gewonden vielen. Daarentegen werd de geheele bezetting, behalve een luitenant, Du Puget, gedood.

De gevangenen (n.1. vier falsarissen : Béchade, La Roche, La Corrège en Pujade, twee krankzinnigen (de verpleging dezer ongelukkigen bestond toenmaals nog in hen op te sluiten als gevangenen) Tavernier en de Whyte, en een jong edelman, die monsterachtige misdaden op zijn geweten had, zekere graaf de Solages, 7 dus in het geheel), werden bevrijd. Den volgenden dag werd de B. verwoest, waarbij een groot deel van het hoogst belangrijke archief verloren ging; vele stukken werden later over geheel Frankrijk en zelfs hier en daar in Europa teruggevonden, zooveel mogelijk tot een geheel verzameld en bij besluit van 9 ventóse jaar VI (27 Febr. 1798) in de bibliotheek van het Arsenaal gesteld, waar zij thans nog zijn. Op de plaats waar de B. eenmaal stond verheft zich thans de Julizuil, in 1840 opgericht, ter herinnering aan de in de Julidagen van 1830 gevallenen.

< >