I) Een draagtoestel, draagbaar, lijkbaar;
2) in den deftigen spreektrant: golf;
3) staaf van metaal, inzonderheid van goud en zilver;
4) in de wapenkunde: een band, gevormd door twee evenwijdige lijnen, die schuin over het schild loopen en ⅓ van het veld beslaan;
5) bank of ondiepte dwars voor de mond van een haven;
6) verkorting van het maleische orang baroe datang, nieuweling, in Indië een spotnaam voor vreemdelingen die kortgeleden zijn aangekomen;
7) pasbeginnende; groen;
8) baar geld: gereed geld, contanten. .
