Wat is de betekenis van Baar?

2023-10-01
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2023)

baar

(19e eeuw) (sold., zeem.) groentje, nieuweling. Van het Maleise woord 'baroe' of 'baru': zo werden de nieuwkomers genoemd als ze voor het eerst in Nederlands Nieuw Guinea aankwamen en nog bleek zagen. 'Baru' is kort voor 'orang baru'. 'Orang' betekent mens en 'baru' nieuw. • baar, z.n.m. – Zoo wordt een nieuwling aan boord genoemd. &rsqu...

2023-10-01
Jargon & Slang van Matrozen en mariniers

Marc De Coster (2017)

Baar

Baar - nieuweling, groentje. Van Mal. beharoe nieuw. Zo noemde men oorspronkelijk de nieuwkomers in Nederlands Nieuw-Guinea, die nog bleek zagen. Eig. verkorting van orang bam = nieuwe mens.Een baar voor Celebes?- Jan de Hartog, Gods geuzen (1947)

Direct toegang tot alle 20 resultaten over Baar?

Word nu vriend van Ensie
2023-10-01
Typisch Vlaams woordenboek

Ludo Permentier en Rik Schutz (2015)

baar

staaf Op dat ogenblik stopte er ook een tractorbestuurder en die man nam een ijzeren baar om zich te kunnen verdedigen. Met zijn tweeën hebben we de rottweiler zo weggejaagd. (Het Belang van Limburg) In Nederland wordt 'baar' alleen voor edele metalen gebruikt, in België ook: 'ijzeren baar'. Belgisch-N...

2023-10-01
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

baar

(de) in Nederland alleen voor edele metalen, in België ook: ijzeren baar, staaf. Ik kon mij ternauwernood vastgrijpen aan een ijzeren baar anders werd ik zeker tegen de vloer geslagen. - BvL, 11-09-2002.

2023-10-01
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Baar

[Mal. bahroe = nieuw] nieuweling, groentje.

2023-10-01
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Baar

draagtoestel; golf; staaf; nieuweling, groentje (Ind.)

2023-10-01
Encyclopedie voor Zelfstudie

drs. L.A. Beeloo (1981)

Baar

1. staaf van (meestal kostbaar) gegoten metaal, b.v. gouden baren; 2. in de uitdrukking: in baar geld betalen, d.w.z. in contanten (bankbiljetten of munten) en niet door middel van een cheque of overboeking; 3. zandbank van een riviermonding; 4. draagbaar, lijkbaar; 5. golf van de zee.

2023-10-01
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

baar

I. Plaatselijke verheffing van de waterspiegel, golf. Telkens de hartstocht hem overmande, was het als baren die komen afgerold waarin hij onderdompelde, STREUVELS 1964, 296. Opm.: In de standaarde, althans in de spreekt., volledig verdrongen door golf. II. v., baren (<fr. barre). 1. Staaf, balk (van ijzer); een...

2023-10-01
Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

BAAR

Tiberius de, stond van 1764-70 als predikant te Witmarsum. Na opzienbarend proces wegens onzedelijkheid afgezet. Zie: B.W.P.G.I, 276.

2023-10-01
De vreemde woorden.
woordenboek

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Baar

onbevaren matroos; groen; vroeger: nieuweling (vooral in Indië); ook: contant; een edel metaal.

2023-10-01
Eerste Medisch Systematische Ingerichte Encyclopedie

Uitgeversmaatschappij A. Manteau N.V. (1954)

Baar

draagbaar of brancard, zie aldaar

2023-10-01
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Baar

1. s., bier, bierre, baer. 2. adj., baer; — geld, ré, kâld jild.

2023-10-01
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Baar

I. v. (baren), plaatselijke verheffing van de waterspiegel der zee, meestal door de wind veroorzaakt, golf (alleen in hogere stijl): de woeste baren, op de baren dobberen; zegsw. geen baar komt hem te hoog, niets maakt hem vervaard; op de baren zijn geluk beproeven, op zee; land aan de baren ontwoekerd, op de zee gewonne...

2023-10-01
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

baar

m. nieuweling, groen, onbevaren matroos.

2023-10-01
Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Baar

(1) naar de oorspronkelijke betekenis van draagwerktuig, vandaar draagbaar, lijkbaar, is tevens de naam geworden voor de meestal houten stellage, waarop de dode in de kerk of de „chapelle ardente” wordt opgebaard. Een enkele maal zijn deze gewoonlijk zeer eenvoudige stellages versierd met symbolen, engelen, familiewapens van den gestorv...

2023-10-01
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

baar

I. v. baren (lit. t. inz. in het mv. golf): de zilte baren. II. v. baren, baartje (staaf van gegoten [kostbaar] metaal inz. van goud of zilver; in de wapenkunde: zilveren band, die uit de linkerbovenhoek naar de rechterbenedenhoek van het schild loopt en een derde deel daarvan moet beslaan): zilver aan baren. III. v. baren, baartje (1 berrie; 2 li...

2023-10-01
Woordenboek voor praktische kennis

Dr. L.M. Metz (1937)

Baar

Iemand die voor ’t eerst in Indië komt, een groen aan de cadettenschool, een onbevaren matroos.

2023-10-01
Encyclopedie voor Iedereen

John Kooy (1933)

Baar

(Maleisch baroe = nieuw); 1) pas in Ned.-Indië aangekomen Europeaan; 2) groen bij cadetten en adelborsten.

2023-10-01
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

baar

I (ba:r) v.(baren;-tje) [Germ. basis ber~ Lat. ferre, dragen] 1, Eig. draagtoestel waarop de doodkist wordt gedragen. 2. Metn. doodkist : Jezus raakte de aan. II (ba:r) v. (baren; -tje) [msch. ~ baar (I) bij ber-, dragen, opheffen] Verh. golf, vooral der hoge zee : de zilte baren; een land aan de baren ontwoekeren. III (ba;r) v. (baren ; -tje) [...

2023-10-01
Polulaire Geneeskundige Encyclopaedie

Dr. Ch. Bles (1929)

Baar

een eenvoudig bed voor het vervoer van zieken en gewonden. Het transport van zieken per baar eischt groote omzichtigheid; onhandig op- en afladen van den patiënt kan dezen veel pijn veroorzaken. Een draagbaar draagt men het best met de handen, met behulp van zeelen. Ter vermijding van schokken moeten de dragers kleine passen maken en uit den p...