russ. musicus, geb. 28 Nov. 1829 bij Valta in Podolië, overl. te Peterhof 20 Nov. 1894, begon met 6 jaar zijn muziekstudie, waarin zijn moeder, die zeer muzikaal was, hem het eerste onderwijs gaf. Vanaf 7 jaar werd hij leerling van Villoing.
Met groote toewijding werden de ongewone talenten van R. ontwikkeld. R. heeft, volgens zijn eigen getuigenis, verder geen ander pianoleeraar gehad. In 1840 maakte R. met zijn leer aar en vriend (zie A. Rubinstein Erinnerungen, Leipzig 2e Aufl. 1895) een concertreis door Europa en speelde het eerst te Parijs, waar Liszt en vele andere autoriteiten hem toejuichten. Daarna trad R. in tal van plaatsen op. Ook in eenige plaatsen van ons land. In 1843 keerde hij terug te Moskou en bleef, onder de zeer strenge leiding van Villoing zich oefenen tot 1844, toen hij met zijn broeder Nicol. naar Berlijn vertrok om bij Dehn compositie te studeeren. In 1872 maakte R. zijn eerste reis door Amerika en legde daarmede den grondslag voor zijn fortuin. Van 1859—70 was R. te Petersburg, waar hij veel bijdroeg tot de ontwikkeling en in 1862 het conserv. stichtte, waarvan hiji tot ’70 directeur bleef. R.’s geniaal pianospel was eigenlijk zonder vergelijk en zijn roem groeide bij elke auditie. R. heeft een zelfstandige opvatting over de muziek, die hij ten beste geeft in Die Kunst und ihre Meister (Russisch, maar vert. in verschilt talen, ook in ’tNederl.). R. was ook een componist van beteekenis, doch was zóó vruchtbaar (behalve symphonieën, quartetten, tal van pianowerken enz., schreef hij tal van profane zoowel als geestelijke opera’s), dat geen begrip van zijn veelzijdigheid verkregen wordt, met hier eenige werken te noemen; zijn meeste composities zijn verschenen bij Bart. Senff te Lpzg. Zijn broeder, Nicolaas R., geb. 1835, leerling van Kullak te Berlijn, richtte 1864 het conservatorium te Moskou op en overl. 1881 te Parijs; talentvol pianist.