muzikus, geb. 1770 te Praag, ging in 1799 naar Parijs, later naar Weenen, waar hij veel met Haydn, Beethoven en andere muzikale talenten omging, terwijl hij vlijtig componeerde en onderricht gaf in de muziek. Om den oorlog te ontwijken, ging hij in 1808 weder naar Parijs, waar hij in 1817 leeraar in het componeeren werd aan het conservatoire.
In 1835 nam de academie hem onder hare leden op. Hij overl. in 1836. Meer dan door zijn opera’s, die weinig bijval vonden, heeft hij naam gemaakt als theoreticus. R.’s Traité de haute composition (1824— 26) staat nog heden goed aangeschreven. Zijn 24 quintetten voor blaasinstrumenten behooren tot zijn beste compositiën.