(in het Deensch Als). Eiland in de Kleine Belt, tot het hertogdom Sleeswijk behoorende; het strekt zich van het noordwesten naar het zuidoosten uit (van de Aabenrade- tot de Flensborgfjord) met een lengte van 30 km. en een breedte van ten hoogste 17 km.; oppervl. 314 km.2; het eiland is gelegen onder 54° 46' N.B., 9° 52' W.L.; het wordt van het vasteland van Denemarken gescheiden door de 19 km. lange, in het noorden 4 km. breede, zeer diepe Als-sond.
Het eiland heeft een schilder achtig voorkomen, is zeer vruchtbaar, bezit rijke wouden en vele vischrijke meren; de vruchten die Alsen oplevert, inzonderheid de Gravensteiner appelen, zijn over geheel Sleeswijk gezocht. De voornaamste plaatsen op dit eiland zijn: Sonderborg of Südborg (stad in ’t zuiden) en Norborg (stad in ’t noorden); de eerstgenoemde stad heeft een uitmuntende haven, 4000 inwoners en een drukke scheepvaart en een slot, dat meermalen tot hertogelijke residentie diende en in één van welks vier, sedert 1755 afgebroken, torens koning Christiaan II van Denemarken en Noorwegen van 1532 tot 1549 gevangen zat. Gedurende den SleeswijkHolsteinschen oorlog was het eiland uit een militair oogpunt van groot belang.
