ZWERM, in. (-en), eene ongeregelde menigte van een verward gedruisch makende dingen, drom: een zwerm sprinkhanen, ganzen; een zwerm menschen;
— eene menigte samenvliegende en samenlevende bijen, en meer bepaaldelijk zulk eene menigte jonge bijen welke den ouden korf heeft verlaten. ZWERMPJE, o. (-s).