menigte
menigte - Zelfstandignaamwoord 1. een grote groep mensen dicht op elkaar ♢ De menigte was op weg van het station naar het stadion. 2. een grote hoeveelheid
Wiktionary (2019)
menigte - Zelfstandignaamwoord 1. een grote groep mensen dicht op elkaar ♢ De menigte was op weg van het station naar het stadion. 2. een grote hoeveelheid
Muiswerk Educatief (2017)
menigte - zelfstandig naamwoord uitspraak: me-nig-te 1. groot aantal mensen bij elkaar ♢er was een grote menigte op het plein Zelfstandig naamwoord: me-nig-te de menigte de menigtes ...
Van Dale Uitgevers (1950)
v. (-n), 1. grote hoeveelheid, groot getal: een. menigte kleine eilandjes; een grote menigte van geschriften; 2. grote schare van personen: een ontelbare, onoverzienbare menigte; in menigte, in groten getale; — de {grote) menigte, de grote massa, het publiek.
M. J. Koenen's (1937)
v. -n; grote hoeveelheid, groot getal, grote schaar van zaken, dieren, personen: een ontelbare menigte; koeien in menigte; een menigte turven enz.; de grote menigte, de grote hoop, de meerderheid van het publiek.
Jozef Verschueren (1930)
v. (-n, -s) meestal enk. grote hoeveelheid, groot aantal : een (van) voortbrengselen; takken in -; een personen; een volks; een ontelbare, onoverzienbare -; de (grote) -, de grote massa, het publiek. Syn. → aantal.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
v. (-n, -s), 1. grote hoeveelheid, groot aantal: een menigte kleine eilandjes; een grote menigte van geschriften; 2. grote schare van personen: een ontelbare, onoverzienbare menigte; in menigte, in groten getale.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: