ZWAARTE, v. (nat.) zwaartekracht: de zwaarte doet de lichamen vallen;
— gewicht: alles heeft zwaarte; de zwaarte van iets schatten;
— dikte: de zwaarte van het hout;
— drukkend gevoel: een gevoel van zwaarte in het hoofd hebben; (fig.) het ernstige (eener zaak): de zwaarte van een misdrijf.